Collingwood – Hokitika

28 februari 2017

Met enige weemoed hebben we Collingwood verlaten. Het was een heel relaxed oord met relaxte mensen. Aan de oceaan gelegen, mooie stranden, heerlijk gegeten en ontbeten in inmiddels onze vaste tent met lekkere behangmuziek uit de 60’er en 70’er jaren, zoals daar zijn de Beach Boys en Dire Straits. Hier zou je me zo een week of twee kunnen opbergen, maar dan wel met iets betere accommodatie. Maar op die manier zie je niks van de rest van het land, dus moesten we door naar Westport. Ook heerlijk gelegen aan de oceaan, aan de westkust, maar een heel ander soort stadje. Amerikaans van opzet met rechthoekig stratenpatroon en veel te veel ruimte tussen de huizen, zodat elke intimiteit weg is. Wel een stuk betere accommodatie. Een motel, ook een Amerikaanse uitvinding, maar ideaal voor de auto-vakantieganger, omdat je de auto op een meter van je voordeur parkeert. Westport heeft zo mogelijk nog mooiere stranden dan Collingwood. Daar zijn we ook twee nachten verbleven en in de ochtend een van de ‘walk-ways’ gedaan, over een verlaten spoorlijn van een verlaten mijnbouwgebied. Interessant door het industrieel erfgoed dat daar is te zien: wegroestende werktuigen, die daar plompverloren zijn achtergelaten, maar na een uurtje wandelen door een bos hadden we het wel een beetje gezien en zijn we omgekeerd.

Veel interessanter was de middagwandeling langs Cape Foulwind, met prachtig uitzicht over de kust. Aan het eind daarvan een uur lang genoten van de beukende golven die te pletter staan op de rotsen en ons verbaasd hoe een kolonie zeehonden in dat watergeweld kunnen overleven. En passant nog even de zon in de zee zien zakken. Dinsdag opnieuw een dag met prachtig weer. Daar kwam bij dat we langs een van de mooiste kustwegen (zeiden ze) van de wereld reden. Met het prachtige weer erbij was dat inderdaad een prachtige ervaring. Onderweg gestopt bij de ‘Pancake Rocks’ en de bijgeleverde foto’s maken duidelijk waarom die zo heten. Het bijzondere daarvan is dat de golven, niet alleen met donderend geweld op die rotsen beuken, maar ook dat er allerlei grotten en gangen in die rotsen zitten, waardoor dit een bijzonder (en ook tamelijk heftig) natuurspektakel is. Uiteindelijk aangeland in Hokitika, met een bed-and-breakfast een beetje buiten het dorp, maar wel erg ruim en ook een hartelijke ontvangst. Foto’s op:

https://www.flickr.com/photos/140378231@N02/albums/72157704858996211

Wellington – Collingwood

25 februari 2017

Vrijdag hebben we de oversteek gemaakt vanuit Wellington naar het Zuidereiland, toch nog zo’n drie uur varen. Het kan in die Straat van Cook flink waaien, maar de oversteek was rustig onder een strakblauwe lucht. Heel aangenaam om dan op het bovendek te vertoeven. We hebben aan de overkant de huurauto opgehaald en zijn uiteindelijk via de noordkust na bijna 300 kilometer in Collingwood terecht gekomen, aan de uiterste noordpunt van het Zuidereiland. De accommodatie daar was verrassend. We dachten een kamer in een motel te hebben geboekt, maar kwamen terecht in een houten hok van de aanpalende camping met allerlei motorhomes om ons heen. Geen plaats voor de bagage, dus die bleef in de auto. Gewoon douchen en naar de WC gaan in de gemeenschappelijke ruimtes, ook als je er onverhoopt ’s nachts uit moet. Inderdaad even een verrassing, maar de locatie vergoedt veel. Collingwood, maar vooral het nabijgelegen Takaka, is een soort hippie-hangout. Ik dacht dat het verschijnsel niet meer bestond, maar het bleek springlevend. Helemaal terug naar 1970 of daaromtrent. De bedoeling is daar dat je je omgordt met een sarong of ander soort doek en je je op blote voeten of desnoods op teenslippers over straat begeeft. In elk geval beslist geen schoenen. Vanzelfsprekend is de haardracht daarmee in overeenstemming.

Zaterdagmiddag zouden we verder gaan naar Farewell Spit, een landtong op de uiterste noordpunt en daar een uitgezette trekking maken. Het begon met een onschuldig zaterdagmiddag-wandelingetje aan de zuidzijde van de landtong, maar eindigde in een toch wel wat angstige ervaring. Na de oversteek door de duinen kwamen we aan de noordkant op het strand in een zandstorm terecht. Door het slechte zicht konden we de goede doorsteek door de duinen niet meer vinden en zijn uiteindelijk op het strand en in de duinen verdwaald. We waren helemaal alleen, maar troffen uiteindelijk twee Zwitsers, die ook op zoek waren naar de uitgang. Na ruim een uur dwalen door de struiken in de duinen kwamen we uiteindelijk op het goede pad terecht en konden we met het eindpunt in zicht de wandeling rustig en vooral opgelucht afmaken. Ondertussen tijd genoeg voor een babbeltje met die Zwitsers. Wij dachten dat we hele pieten waren met onze wereldreis van vier maanden, maar die twee waren twee jaar onderweg en hadden er nu negen maanden opzitten. De foto’s van de oversteek en het duinenavontuur staan op:

https://www.flickr.com/photos/140378231@N02/albums/72157703041483452

Dubai – Wellington

23 februari 2017

De volgende bestemming is meteen Wellington in Nieuw-Zeeland, een van de meest afgelegen grotere landen ter wereld. Australië is al heel ver en daarna is het nóg eens drie uur vliegen. De reis vanaf Dubai begon al met enige stress. Het leermomentje was dat je alles nog eens een keer moet double-checken. We hadden het natuurlijk nog wel gevraagd: Kunnen we een taxi krijgen naar de luchthaven? Ja, welke maatschappij? Qantas?, Oh, dat is dan terminal 1. Daar aangekomen bleek het toch terminal 3 te zijn. Niet erg voor een klein vliegveldje (hoewel ze daar niet eens een terminal 3 zouden hebben), maar wel erg op een van de grootste luchthavens ter wereld. Ander leermomentje: neem dus altijd minimaal een halfuurtje extra voor dat soort dingen. Maar gelukkig hadden we dát dan wel weer gedaan, dus dat kwam achteraf prima uit, want die tijd bleken we ook wel nodig te hebben.

Veertien uur non-stop vliegen naar Sydney, daar drie uur wachten en dan nog eens drie uur vliegen naar Wellington, op de zuidpunt van het Noordereiland. Douane in Nieuw-Zeeland: obsessieve controle dat er geen enkele vreemde voedingswaar of ander besmet spul het land binnenkomt. Uitgebreide controle van onze schoenen, want we hadden eerlijk verteld dat we in de laatste 30 dagen in Tanzania waren geweest. We worden in Wellington afgehaald door Chris, die ons ook heeft vergezeld in Tanzania en van wie we daar elf dagen geleden afscheid hebben genomen. We zijn enkele dagen bij hem te gast om uit te rusten van de reis en te wennen aan het tijdsverschil van twaalf uur met Nederland. En natuurlijk ook om een eerste indruk te krijgen van Nieuw-Zeeland en zijn hoofdstad Wellington. Nieuw-Zeeland bestaat nog voor zo’n 20% uit de Maori’s, de oorspronkelijke bewoners ook met hun eigen taal, vooral op het Noordereiland. In het nationale museum (‘Te Papa’) zien we elementen van hun cultuur, hoewel die expositie veel weerstand oproept, juist bij die oorspronkelijke bewoners. Want dingen die je in een museum tentoonstelt laat eigenlijk iets van het verleden zien dat niet meer zou bestaan, terwijl die oorspronkelijke bewoners juist erg opkomen voor hun bestaansrecht.

We zijn dus aangeland in Wellington: ‘the coolest little capital of the world‘, zoals ze hier zeggen. Met ‘cool’ bedoelen ze ‘trendy’. Het is geen grote stad, maar wel de hoofdstad van Nieuw-Zeeland, met zo’n 400 duizend inwoners. Auckland, verderop op het Noordereiland is verreweg de grootste stad met zo’n 1,5 miljoen inwoners. Aan de houten huizen en de ligging aan zee te zien, zou het zo Noorwegen kunnen zijn. Schitterend gelegen aan een gevarieerde kust onderaan het Noordereiland. Maar eigenlijk zou de stad ook zo weggelopen kunnen zijn uit Engeland en het ís natuurlijk ook nog een beetje Engeland met koningin Elizabeth als staatshoofd. Aan de gedenkplaten te zien is ze verschillende keren hier geweest om eerste stenen te leggen, gebouwen te openen of anderszins linten door te knippen. Ook het klimaat is ‘cool’. In de zomer wordt het zelden meer dan 25 graden, maar ook vriest het er vrijwel nooit. Nu hebben we geluk en het is het prachtig weer, met inderdaad ongeveer 25 graden. Al met al is het een aangename stad en we hadden een aangenaam verblijf daar. Maar donderdag (23 februari) was (voorlopig) alweer de laatste dag in Wellington. Vrijdagochtend gaan we eerst de oversteek maken naar het Zuidereiland en daar de huurauto ophalen. Dan begint de drieweekse tour over dat Zuidereiland. We zijn benieuwd. De foto’s van de eerste indruk van Nieuw-Zeeland staan op:

https://www.flickr.com/photos/140378231@N02/albums/72157678343057548

Dubai

18 februari 2017

Donderdagavond 16 februari gaan we dan écht, voor een aantal maanden zelfs. Zeven jaar lang hebben we hier al over gesproken en het plan is in al die jaren nog vaak veranderd, zowel voor wat betreft wanneer, hoe lang en waarheen. Maar nu is het dan zo ver. Dick brengt ons naar Schiphol en na alle formaliteiten zitten we in de vertreklounge te wachten, oog in oog met het vlaggeschip van de luchtvaart: de A380 van Emirates, die ons naar Dubai zal vliegen. Lekker veel ruimte om te zitten en zeven uur later op de vroege vrijdagochtend staan we dan in Dubai. Dubai ligt aan de Perzische Golf, in de woestijn en het regent er vrijwel nooit. Behalve dan nu wij er zijn. Met name op de vrijdag was dat met motregen en ook nog eens mist een echte spelbreker, want we zouden die dag de Burj Khalifah op gaan, met 800 meter de hoogste toren ter wereld en op een hoogte van bijna 600 meter van het prachtige uitzicht genieten.

Je kon alleen nauwelijks de grond zien, laat staan het spectaculaire uitzicht over de stad, op Sharjah en bij helder weer zelfs de overkant van de Perzische Golf. Ik had me er ook fotografisch veel van voorgesteld, maar met het uitzicht is de kwaliteit van de daar gemaakte foto’s dus navenant, maar na enig gepruts met Photoshop kon ik nog wel wat contrast aanbrengen, hoewel het eindresultaat nog steeds onder de maat was. Dubai leek me een stad met weinig ruimtegebrek. Er wordt hier niet op een vierkante meter gekeken, dus valt niet goed in te zien waarom ze daar dan zo’n hoog ding hebben neergezet. Maar bij de rondleiding daar kwam er een uiteenzetting, die ging over trots, vooruitgang en prestatie. Het is een van de meest bizarre steden die ik ooit heb gezien. Enorme shopping malls, waar het consumentisme hoogtij viert met niet bepaald de goedkoopste spullen. Zelfs hier en daar decadent, voor wat betreft spullen die je kunt kopen, maar ook op de schaatsbaan en skipiste.

Negentig procent van de inwoners is niet oorspronkelijk. Veelal Pakistanen en Indiërs, die tegen dubieuze arbeidsvoorwaarden werken in de onafzienbare bouwputten die er ook nog zijn. Maar ook expats die in eindeloze luxe woonkazernes en op het bizarre nieuwe palm-eiland wonen. Allemaal veel groter dan ik me had voorgesteld. Met de monorail kon je helemaal naar het einde van het palm-eiland, met onderweg lange straten met meer dan gemiddelde optrekjes. Je kan er best mooi wonen, maar het lijkt me dat je uiteindelijk toch de gezelligheid gaat missen. Dubai bestaat uit een relatief klein ouder deel rond ‘the Creek’, dat nog wel iets heeft van wat je sfeer zou kunnen noemen. Verder een oneindig veel groter nieuwer deel dat in de laatste twintig jaar uit de grond is gestampt. Onze hotel-locatie lag in het kleine en oude Dubai. Ideaal gelegen rond ‘the Creek’ en we staken meerdere keren in kleine bootjes het water over, bijvoorbeeld om ’s avonds te eten in de lokale eethuisjes in de oudste wijk Bastakia. Dubai is leuk om te bezoeken als je er – zoals wij – toch langskomt op doorreis. Maar na twee dagen is het wel genoeg. Dus een weekje vakantie, dat ook vaak wordt aangeboden is toch wel wat veel. De bestemming valt dus in de categorie: ‘leuk om gezien te hebben, maar een tweede keer hoeft niet’. De doorreis gaat zondag dan ook verder naar ‘down-under’. De foto’s van Dubai staan op:  

https://www.flickr.com/photos/140378231@N02/albums/72157703059696822

Serengeti / Ngorongoro Krater

8 februari 2017

De Ngorongoro-krater was het laatste onderdeel van de safari. Een krater, kilometers breed en honderden meters dieper dan de rest van het land. Alleen te bereiken met een steile afdaling. Er moet dus hier een soort van mini biologisch evenwicht heersen, want ik kan me nauwelijks voorstellen dat de grotere dieren de krater verlaten of andere grotere dieren de krater binnenkomen. Aan de andere kant waren alle diersoorten die we in de afgelopen week hebben gezien, ook hier weer te zien. We zien plotseling, heel ver weg, twee rinocerossen. Het dier wordt met uitsterven bedreigd, ook al om dat hun hoorns erg gewild zijn bij stropers. Ik raak gefascineerd door dat mini biologische evenwicht hier. Zoals overal heb je ook hier herbi- en carnivoren. Maar alles eet hier alles op, en aan het eind van de voedselketen zijn er altijd nog de gieren die een dode zebra in ontbinding nog lekker vinden en de hyena’s die de laatste botten van een karkas nog oppeuzelen. Olifanten maken korte metten met hele boomtakken. Giraffen, met een tong als beton, draaien hun hand niet om voor een acacia met vlijmscherpe doornen.

Maar ik vond het er in het algemeen toch heel vredig toegaan, in schrille tegenstelling met het beeld dat je in de BBC-documentaires krijgt voorgeschoteld. Daaruit krijg je de indruk dat het vleesetende wild de hele dag bezig is om ander wild om zeep te helpen. Indrukwekkend vond ik vooral een groep nijlpaarden die allemaal bij elkaar in een ondiepe stinkende poel erg comfortabel lagen te zijn. Aan het eind van de safari nemen we de steile helling naar boven naar de laatste lodge van de reis. Om op donderdag 9 februari nog een paar uurtjes verder te reizen naar een restaurant vlak bij het vliegveld, waar een afscheidslunch klaar stond. Afscheid van David, die ons met een engelengeduld de hele week begeleid heeft. En zonder wiens scherpe oog we niet hadden kunnen zien wat we hebben gezien. Het was nog een middagje wachten, maar halverwege de avond konden we met de KLM terugvliegen naar Amsterdam. Einde van een reis die me nog lang zal heugen. Tanzania was alleen nog maar de proloog van onze grote wereldreis. Eerst nog weer een paar dagen in Amsterdam, maar op donderdag 16 februari vertrekken we écht en ook voor langere tijd. De laatste Ngorongoro foto’s staan op:

https://www.flickr.com/photos/140378231@N02/albums/72157703132453852

Lake Ndutu – Serengeti

6 februari 2017

We benutten de zondagochtend om in de comfortabele logde van Lake Ndutu even een kleine pauze te nemen. We zien hoe een Aziatische toerist tot de orde wordt geroepen omdat hij enkele tientallen meters te ver het land is ingelopen. Terwijl grote borden aangeven dat het beslist niet de bedoeling is verder te gaan dan juist die borden. Het wild schijnt het terrein van de lodge te respecteren, maar zodra je je buiten dat terrein begeeft geef je aan dat je een prooi bent. Maar later op de dag maken we toch nog een tour en zien we onder meer hoe gieren de ingewanden uit een dode zebra trekken. Vanaf Lake Ndutu gaat maandag de reis verder naar de Serengeti. De landschappen daar vond ik overweldigend. Je kon kilometers ver kijken over het voor Afrika zo karakteristieke savannelandschap, begroeid met prachtige acacia’s. Overdag reden we in een jeep met open dak de parken door. Gewapend met een 600 mm-zoom-lens, want alleen daarmee kan je veraf lopende of liggende dieren dichterbij halen. Niet bepaald comfortabele wegen en met een eigen auto zou dit nooit te doen zijn. Nu snap ik pas goed waarom dit voor Antoinette een kwelling zou zijn geweest. Al rijdende sta je ook voortdurend stil bij het biologisch evenwicht dat er heerst, hoewel ik me toch afvroeg of al die jeeps dat evenwicht niet in zekere zin zouden verstoren.

De dieren waren trouwens wel aan die jeeps gewend. Je kon op drie meter van een groep leeuwen gaan staan, maar de dieren keurden je nog geen blik waardig en gingen gewoon door met hun ding, meestal slapen in de schaduw. Je kan je moeilijk voorstellen hoe een leeuw dan aan zijn dagelijkse portie van vijf kilo vlees moet komen. Heel indrukwekkend vond ik ook de kolossale hoeveelheid grasetende gnoes, waarvan er ruim twee miljoen alleen al in de genoemde parken rondlopen. Die waren bezig met de great migration, op zoek naar regen en meer groen. In de parken zelf overnachtten we in lodges of tenten. Heel andere (en veel grotere en luxere) tenten trouwens dan op de Kilimanjaro. Maar bijna overal konden de dieren het terrein oplopen en het was dan ook beslist de bedoeling dat je ’s avonds in het donker alleen onder begeleiding van en naar je lodge cq. tent liep. En onder geen beding dus ’s nachts je tent uit, want de dieren hoorden we gewoon rond je tent scharrelen. Ik moest daar erg aan wennen. Ik durfde ’s nachts zelfs mijn bed niet uit om te plassen en al helemaal niet om de WC door te trekken. Bang dat ik de aandacht zou trekken van het gedierte op slechts een paar meter afstand, gescheiden door niet meer dan een tentdoek. De (meestal zoomlens-) foto’s staan op:

https://www.flickr.com/photos/140378231@N02/albums/72157705018159921

Lake Eyasi / Ndutu

4 februari 2017

Er valt in Tanzania natuurlijk meer te zien dan alleen de Kilimanjaro en de wildparken. Zo kom je onderweg in aanraking met het gewone leven. Grote armoede nog, maar opvallend is hoe kleurrijk de mensen er toch bijlopen. Her en der zijn er nog – tamelijk afgesloten van de buitenwereld – levende stammen. Zo kregen we aan het Lake Eyasi de gelegenheid zo’n stam te bezoeken. Ik vroeg me overigens wel af of zo’n stam nou werkelijk zo geïsoleerd is en nauwelijks in aanraking met de buitenwereld zou komen. Want waarom zou je met de hand met wrijvingswarmte vuur opwekken als je enkele kilometers verderop gewoon aanstekers kunt kopen? Temeer daar zo’n stam meerdere keren daags wordt bezocht door toeristengroepen zoals wij. Wel was ik onder de indruk van hun leefwijze. Ik stel me dan maar voor dat dat de levenswijze uit de vorige eeuw zou zijn geweest. Met enig afgrijzen kregen we te zien hoe een duif met pijl en boog uit een boom werd geschoten en even later op het dus met de hand opgewekte vuurtje gaar werd gestookt en door hen werd opgepeuzeld. Ik heb overigens vriendelijk bedankt, toen mij ook een hapje werd aangeboden.

Bijna overal waren er de Masai. Ze leven inderdaad heel primitief in rieten hutjes, houden veelal wat vee en zijn buitengewoon kleurrijk gekleed. Ze zijn alleen al om die redenen fotogeniek, maar als je een camera voor de dag haalt, komen ook hier hun kinderen naar je toe rennen om wat geld. Heel ongemakkelijk vond ik ook een bezoekje aan een van hun dorpjes, die we als groep konden bezoeken voor 50 dollar. Er werden door hen wat ‘traditionele’ dansjes uitgevoerd en verder werden we flink onder druk gezet om armbandjes en andere spullen te kopen. Het geeft je toch te denken. Enerzijds sta je hier met een inkomen vele malen groter dan het hunne, anderzijds ervaar je die druk als onprettig. Ik vond dat allemaal dus erg ongemakkelijk. Toerisme is inderdaad een belangrijke inkomstenbron voor deze landen, zoals we ook op de Kilimanjaro hebben gezien. Tegelijkertijd vraag ik me af of je deze mensen structureel verder helpt met dit soort contacten. We rijden zaterdag flinke stukken, zie van alles van het leven hier en belanden zaterdagavond in een grote lodge vlakbij het Lake Ndutu. Het fotoverslag staat op: 

https://www.flickr.com/photos/140378231@N02/albums/72157706464022565

Tarangire / Lake Manyara

2 februari 2017

Daags na de terugkeer van DE berg, met de spierpijn nog in de benen, begonnen we aan de safari. Hoofddoel was het Serengeti National Park, maar de aangrenzende parken waren minstens zo leuk. Onderweg van Moshi via Arusha naar het eerste wildpark konden we kennis maken met het gemiddelde Afrikaanse leven, want in de parken zelf is daar natuurlijk niet veel van te zien. Arusha is een wat rommelige stad. Er is veel opgebroken en ook vaak zijn er nog onverharde wegen, zelfs in de stad. Door de regen van de vorige dag rijden we dus af en toe door modderpoelen. Evenzo rommelige bedrijfjes, zoals autosloperijen en eigenlijk zijn veel mensen er alleen maar bezig om het hoofd boven water te houden. Buiten de stad zien we veel Masai, wonend in van die typische hutjes en vooral bezig met het houden van vee. Maar ook gespitst op toeristen. Je hoeft maar even te stoppen met de auto om een foto te nemen en kinderen rennen naar je toe en houden hun hand op. Het leverde wat gênante taferelen op en we kwamen dan ook tot de conclusie dat het maar beter was om niet meer te stoppen voor foto’s in de buurt van Masai.

Maar je ziet ze ook rond de lodges waar ze zorgen dat de wilde dieren niet al te dicht in de buurt komen. Want lodges staan gewoon midden in de wildparken, waar de dieren ook hun domein hebben. Het eerste park is het Tarangire National Park. We moeten alleen afleren ons te concentreren op de big five en op zijn minst geduld betrachten. Onze gids David attendeert ons op dit typische ‘toeristen-beginnersfoutje’ en verzekert ons dat we in de komende week heus wel aan onze trekken zullen komen. Bovendien is er zo veel meer te zien dan de big five. Hij had het nog niet gezegd of een hele kudde olifanten stak vlak voor ons de weg over. Dat er meer te zien is bleek wel de volgende dag bij het Lake Manyara. De big five is daar niet, maar wel een prachtig gelegen ondiep zoutmeer met enorm veel flamingo’s die af en toe en masse opfladderden en een eindje verder weer neerstreken. We belanden donderdagavond in een lodge aan de oever van het Lake Eyasi. Erg gezellig, het comfort was er goed, maar overal kon wild rondlopen. Ik moest daar erg aan wennen en dus vond ik het loopje van onze slaapplaats naar het restaurant zonder begeleiding dan ook niet echt relaxed. De foto’s staan op:

https://www.flickr.com/photos/140378231@N02/albums/72157689512187603