De tram reed even niet, dus moest ik lopen. Van de Indische buurt, waar mijn kapper is, naar huis. Van de nood is maar eens een deugd gemaakt door te doen wat ik altijd al had willen doen: een wandeling langs de IJ-oever. Evenals op vele stukken van Amsterdam is het ook daar onherkenbaar veranderd. Ik kwam hier voor het eerst op een regenachtige zondagmiddag in november 1993, toen ik een woning zocht in Amsterdam. Er zouden mooie woningen komen op het KNSM-eiland, dus ging ik er toen in de stromende regen een kijkje nemen. Er stond nog niks en het gebied was nog één grote modderpoel, toegankelijk gemaakt met van die grote metalen platen. Niet bepaald aantrekkelijk en zoals bekend ben ik er dan ook niet terecht gekomen. Meer dan 25 jaar later is het toch wel een mooie woonbuurt geworden, hoewel smaken natuurlijk verschillen.
Aan de IJ-oever zijn niet alleen woningen gekomen, maar er staan nu ook hoge kantoren, een Muziekgebouw (het vroegere BIM-huis) en de ‘Passenger Terminal’ waar de grote cruise-schepen afmeren. Eromheen is een toeristenindustrie gekomen, waar het beeld overeind wordt gehouden dat heel Nederland nog op klompen rondloopt. En waar je allerlei andere typical Dutch meuk kunt kopen die hier helemaal niet meer zo typisch zijn of zelfs al tientallen jaren niet meer worden gebruikt. En hier blijkt ook de ‘bierfietsenterminal’ te zijn. Er wordt veel over bierfietsen geklaagd, maar in het centrum zie je ze nooit. Geen wonder, want ze zijn er verboden. Maar hier blijkbaar (nog) niet. Verderop richting Centraal Station begint het nieuwe gebouw van Booking.com boven de grond uit te steken, hoewel de uiteindelijk vorm nog niet zichtbaar is. Ondanks alle veranderingen daar, is dat gebied nog lang niet af en wordt er nog volop aan gesleuteld. Later dus nog maar eens terugkomen. De tussenstand staat op:
Afgelopen zaterdag werd in het Amsterdamse Sloterparkbad het ‘Open Nederlands Gay Zwemkampioenschap’ (ONGZ) gehouden. Marcel was namens Gay Swim Amsterdam (GSA) niet alleen een van de deelnemers, maar ook een van de organisatoren. Het afgelopen half jaar is hij er inderdaad behoorlijk druk mee geweest en er lag dan ook een dik draaiboek dat die dag moest worden afgewerkt. Ik ga vaker met hem mee naar zijn toernooien, maar maak daar zelden foto’s. Binnenfotografie is sowieso niet mijn hobby. Maar deze keer had ik de eer om samen met René de foto’s op die dag te verzorgen. En dan blijken de fotomomentjes voor het oprapen. We waren er al een aantal uren tevoren en dan krijg je een indruk wat er allemaal bij komt kijken en hoe het draaiboek minutieus werd afgewerkt. Terwijl ondertussen het bad gewoon open was en een andere club bezig was een programma van synchroonzwemmen af te werken.
Het toernooi werd geopend door Boris Dittrich, tegenwoordig weer politicus en mensenrechtenactivist, die zich onder meer inzet voor de rechten van lhbt’ers. Tijdens zijn toespraak gaf hij een aantal voorbeelden hoe het in bepaalde landen gesteld is met de rechten van lhbt’ers, en daaruit kreeg de ik indruk dat het aantal landen waarin je als homo nog welkom bent rap aan het afnemen is. In Nederland ben je natuurlijk nog wel welkom, maar zelfs in het liberale Amsterdam zijn er buurten waar je als homo beter maar niet kunt gaan wonen. Al met al reden om niet achterover te gaan leunen en dus vooral dit soort evenementen te organiseren. De gezelligheid stond voorop en het toernooi had, zoals gebruikelijk, dus een hoog fun-gehalte. Maar er werd ook door de circa 130 deelnemers serieus gesport, het niveau lag hoog en er zijn zelfs een aantal Nederlandse records gesneuveld. René en ik hebben uiteindelijk ruim 250 foto’s aan de organisatie afgeleverd en een selectie van mijn eigen foto’s staan op onderstaand linkje. Deze keer ondanks de binnenfotografie wat meer dan gewoonlijk, dat wel.
De periodieke vrij-reizen-dagen van de NS brachten ons deze keer naar Zeeland. In totaal zes uur in de trein plus vijf uur sight-seeing maakten het wel een lange dag. Middelburg en Vlissingen waren de specifieke reisdoelen. In Middelburg was ik nog nooit geweest en in Vlissingen naar mijn idee één keer en dat nog in een heel grijs verleden. Daardoor kreeg ik het gevoel een dagje op vakantie te zijn. Beide steden, stadjes beter gezegd, liggen nog geen tien kilometer uit elkaar, maar zijn erg verschillend. Middelburg is een historisch stadje en ademt, vond ik, een Vlaamse sfeer. Al was het maar door de Belgische dingen die op de menukaart van het terras stonden. We hebben daar dus wafels gegeten en dat droeg ook bij aan het vakantiegevoel. Volgens de VVV zou de stad 1100 monument(jes) hebben. Leek me erg veel, maar het is maar net wat je allemaal onder monument verstaat.
We hebben er twee gezien: niet de minste trouwens, het prachtige stadhuis en de abdij. Oorspronkelijk katholiek, maar nu protestant. De preekstoel hebben ze van de Zuiderkerk in Amsterdam gekregen, omdat Amsterdam wat eerder ontkerkelijkt was dan Middelburg en die preekstoel vonden ze in Amsterdam niet meer nodig. We hadden die wetenschap van ene Henk, die we tegen het lijf liepen in de abdij en die zó enthousiast was over Middelburg dat hij ons nog een hele rondleiding door de stad heeft gegeven. Daardoor kwam het bezoekje aan Vlissingen een beetje in de knel, maar met de trein was het maar een paar minuten. Het station in Vlissingen ligt ver van het centrum. Maar wel meteen aan de Westerschelde en bij de boten naar de overkant. Al het scheepvaartverkeer van en naar Antwerpen heeft hier het recht van overpad.
Hoe veel groter kan het contrast met Middelburg nog zijn? We belanden na een uur lopen langs de Westerschelde uiteindelijk in het piepkleine historische centrumpje. Maar de boulevard is toch wel de attractie van Vlissingen. In de verte zie je Breskens in Zeeuws-Vlaanderen, nog iets verderop de kerncentrale van Borssele en heel ver kan je nog de haven van Antwerpen zien liggen. De horeca heeft de boulevard natuurlijk ook ontdekt. En tenslotte zijn er hoge woontorens verschenen, die in Benidorm niet zouden misstaan, waardoor deze wel erg contrasteren met dat kleine historische centrumpje. Wel is aandacht besteed aan de keuze van de materialen, waardoor die wooncomplexen er al met al toch niet onaardig uitzien. De foto-impressie van het minivakantietje staat op:
Het vervolg van het uitstapje over de Oostelijke Eilanden ging over het Borneo-eiland en uiteindelijk over Sporenburg. In tegenstelling met het Cruquius-eiland, waar bijna alles in de stijl is gebouwd van wat er ooit heeft gestaan, is op Borneo-eiland alles van de grond af opnieuw opgebouwd. Kennelijk was hier niets meer te redden van enige architectonische waarde. Dat wil niet zeggen dat de nieuwbouw die ervoor in de plaats is gekomen geen architectonische waarde heeft. Integendeel, zou ik zo zeggen. Weliswaar heeft de lange zuidelijke kade nog tamelijk eenvormige laagbouw. Maar even verderop hebben de ‘eerste bewoners’ het hier voor het zeggen gehad en is de schoonheidscommissie er kennelijk niet aan te pas gekomen. Met minimale randvoorwaarden heeft elk huis heeft zijn eigen – en tamelijk contrasterende – stijl gekregen. Over smaak – dan wel het gebrek eraan – valt natuurlijk niet te twisten, maar er is wel een bezienswaardige en ook internationaal spraakmakende woonwijk gekomen. En ook de eenvormige zuidelijke kade heeft contrast gekregen door de aangemeerde boten, deels woonboten, in variërende staat van onderhoud.
Amsterdam staat overigens vol met woonboten en de gemeente heeft er zijn handen vol aan. Er is nu als beleid dat woonboten er uit moeten zien als boten. Zo te zien is hier is dus nog wel wat werk voor de schoonheidscommissie. Woonarken, die eruitzien als drijvende woningen, moeten dus geleidelijk worden uitgefaseerd. Borneo-eiland is met Sporenburg verbonden met een – wat mij betreft – inmiddels iconische rode voetgangersbrug. Op Sporenburg is men blijkbaar nog lang niet uitgebouwd, want onlangs is er nog een hoge woontoren opgeleverd. En meer is nog her en her in aanbouw. Vandaar een fraai uitzicht over het KNSM-eiland, met ook weer zijn eigen architectonische stijlen, en over de strekdam met als achtergrond de hoogbouw aan de Piet-Heinkade. Het ís dat ik alles geleidelijk heb zien ontstaan, maar voor iemand die sinds de 80’er jaren nooit meer in Amsterdam is terug geweest is het er onherkenbaar veranderd. Al met al ten goede, lijkt me zo. Het eindoordeel zullen we over dertig jaar vellen, want bouwen is één, maar onderhouden is twee. De Bijlmer is daarvan een leerzaam voorbeeld. De stand van zaken van vandaag is te zien op:
De fotoclub had als opdracht meegegeven een serie te maken van het Borneo-eiland, een van de grote stadsvernieuwingsprojecten in het oostelijk deel van Amsterdam. Het ligt op loopafstand van mijn huis en dan loop je het risico dat je onderweg er naartoe al zó veel dingen ziet, dat alleen al daarvan een fotoserie te maken is. Dat onderweg omvatte de Kalenderpanden aan het Entrepotdok, het Oostelijk Havengebied, de Veemarkt en het Cruquius-eiland. Vóór 1980 allemaal industrieterrein met goederenspoor-emplacementen, daarna vervallen en vanaf ongeveer 1990 omgebouwd tot woonwijken. De Kalenderpanden kan ik vanuit huis zien liggen. Tot 2004 hebben ook deze er vervallen bijgestaan en werden bewoond door krakers. Ik kan me nog levendig de donkere ochtend herinneren dat ze met veel mobiele eenheid-lawaai, geassisteerd door zwaailichten vanuit helikopters werden ontruimd en anno nú staan er mooie (en ongetwijfeld dure) appartementen met uitzicht op Artis.
Net als veel andere wooncomplexen in het hele gebied is geprobeerd het oorspronkelijke karakter van de gebouwen te behouden. Ook sommige gebouwtjes op de Veemarkt zijn intact gelaten. Hier was dus ooit een veemarkt en een abattoir, met stallen voor het vee. Verder een stationsgebouwtje, nu een restaurant, met een piepklein spooremplacementje, nu een mooi platanenlaantje. Verder op het Cruquius-eiland veel grotere wooncomplexen, meestal ook in de stijl van het gebouw dat er ooit heeft gestaan. Er is veel water, dus ook ruimte voor woonboten, al dan niet goed onderhouden, en andere drijvende bouwsels. Want ondanks de ongetwijfeld hoge prijskaartjes van veel van die woningen blijkt er dus nog ruimte te zijn voor de meer anarchistische bouwstijlen. Al met al is het een mooie gevarieerde wijk geworden. De fotoserie van ‘onderweg naar Borneo-eiland’ is op onderstaand linkje te vinden. Borneo zelf komt later aan de beurt.
Zondag een fietstochtje gemaakt rond het Delfland. Toen ik nog in Delft woonde kwam ik er geregeld. En als je naar het strand van Hoek van Holland ging, kwam je er ook altijd dwars door heen. Dat was allemaal in de periode 1975-1992, maar sindsdien ben ik er vrijwel nooit meer geweest. Tot afgelopen zondag, toen de fietsclub er vanuit Rijswijk een tochtje organiseerde. Via de kust ging het vanuit Kijkduin naar Hoek van Holland. Vroeger reden er nog treinen naar ‘de Hoek’, maar die zijn opgeheven en zullen ooit worden vervangen door een sneltram. Voorlopig ligt het dorp zonder spoorlijn op de schop. Maar de boten naar Engeland varen nog altijd en als je dan oog in oog staat met zo’n schip krijg je weer zin om die overtocht nog eens te maken.
Langs de Nieuwe Waterweg liggen de oud-Hollandse stadjes Maassluis en Vlaardingen. En dan door het echte Delfland terug naar Delft. Vrijwel boomloos, maar fraai landschap, heel ver kijken en aan de horizon Delft en Den Haag. In ‘mijn tijd’ lag er nog tientallen jaren een dijklichaam waar de A-4 zou moeten komen. Er is jarenlang over gevochten en geprocedeerd, maar nu ligt de weg er dan. Verdiept, dat wel, ter behoud van het open landschap. Het tochtje is beëindigd in Delft, ook al onherkenbaar veranderd, nu de spoorlijn in een tunnel is verdwenen en er ineens een heel nieuw te ontginnen terrein rond het station ligt. Fotograferen met de fietsclub valt niet mee, want de club houdt van doorrijden. Dus elke keer van de fiets af en dan het gat weer dichtrijden. Wel goed als training voor het echte werk over een maand in Frankrijk. Maar toch is er nog een klein serietje gekomen, dat staat op:
Haarlem heeft de Sint Bavo. Die staat daar al 500 jaar op de markt en is een van de bekendere monumenten van Nederland. Na de reformatie en de beeldenstorm werd de kerk door de protestanten in gebruik genomen. Maar toen Haarlem weer een bisdom werd, moest er dus een nieuwe Bavo komen, die ruim 100 jaar geleden is gebouwd. Die tweede Sint Bavo was de aanleiding voor een bezoekje aan Haarlem. Want als afsluiting van een jarenlange restauratie bestond de mogelijkheid om niet alleen de kerk, maar ook beide torens te bezichtigen met een ‘klim naar het licht’. En zelfs met een luchtbrug van de ene naar de andere toren te lopen. Normaal zijn de torens niet toegankelijk, dus is het een buitenkans om vanuit die torens bij dat prachtige weer foto’s te maken. Dus met de trein naar Haarlem en wat je dan meteen merkt, als je het station uitloopt, is de rust op straat. Kennelijk zijn we zó gewend aan de Amsterdamse kermis, vooral bij het Centraal Station, dat juist de rust opvallend is.
Toch zijn ze in Haarlem er niet gerust op, zo tekenen we op van autochtonen. Veel Amsterdammers zijn hier inmiddels neergestreken en het toerisme schijnt hier ook toe te nemen, hoewel het me hier nog bepaald niet opvalt. De oude Bavo hebben we even gelaten voor wat hij is. Ik vond die nieuwe Sint Bavo een van de meest onderschatte kerken van Nederland. Hij is relatief onbekend, je ziet hem vanuit de trein als je naar Leiden reist en dat is het dan wel. Onbekend dus, maar bij nader inzien bepaald niet de minste, vond ik. Halverwege de klim kon je aan de binnenkant de koepel rondlopen en vandaar fraai de kerk inkijken. Het uitzicht vanaf de torens geeft weer een heel andere kijk op de wereld. Amsterdam is goed zichtbaar en laat zich redelijk fotograferen. Leiden en Den Haag zijn ook nog wel zichtbaar, maar niet meer goed fotografeerbaar. Opvallend vond ik het vele groen in de stad en dus geen wonder dat Haarlem zo in trek is als woonstad. Dat was ook te zien op de terugweg naar de markt in de kleine steegjes waar bijna iedereen een tuintje voor de deur heeft of hier en daar zelfs een mini-terrasje. Tot slot lekker bier gedronken op een terras aan de voet van de Sint Bavo, de oude Bavo, dat dan wel weer. De foto’s van het Haarlemse tripje staan op:
Mijn blog staat inmiddels vol stukjes en fotoseries van overal, maar de buurt waarin ikzelf – nota bene – al 25 jaar woon ontbreekt nog: de Plantagebuurt. De reden zal wel zijn dat je elke keer denkt, dat het altijd nog wel een keertje kan. Maar als er dan ineens een beeldbepalend monument uit de buurt wordt gesloopt, wordt het toch wel urgent. Deze week reed ik langs het voormalige verzorgingshuis Sint Jacob en zag dat het al bijna helemaal was verdwenen. Hoog tijd om dat voortdurend uitgestelde voornemen nu maar eens aan te pakken, want als zo’n monument eenmaal weg is, weet je een maand later al niet meer wat er ooit heeft gestaan. Een fotoserie van de Plantagebuurt begint met de afbakening wat eigenlijk de grenzen van de buurt zijn. Er zijn gemeentegrenzen, in Amsterdam zelfs stadsdeelgrenzen, maar ik weet niet of er officiële buurtgrenzen zijn.
Voor het gemak heb ik maar een denkbeeldige cirkel getrokken van ongeveer 500 meter van mijn woning, me verbazend wat voor moois er in die cirkel te zien is. Het is een studentenwijk en dat brengt een aangename mix van woningen en horecagelegenheden met zich mee. Nergens kan je op zomeravonden gezelliger een pizza eten dan op het trottoir van de Plantage Kerklaan. Het universitair complex aan de Roetersstraat even verderop is grondig verbouwd. Het heeft jaren geduurd, maar dan stáát er ook wat. Sinds ik niet meer werk kom ik er nauwelijks meer, maar verbaasde me erover hoe fraai het er nu uitziet. Aan de overkant, aan de Sarphatistraat, is een mooi hotel gekomen, dat de vervallen gevel daar heeft vervangen. Hotels zijn natuurlijk voor toeristen en daar hebben we er in Amsterdam meer dan genoeg van. Maar de Plantagebuurt ligt net buiten de zwaarbelaste zones. Hier valt het (nog) mee en vind ik de toeristen eerder bijdragen aan die aangename mix. Behalve dan misschien de boten. Die zijn vooral een excuus om veel lawaai te maken en stevig te drinken, niet alleen door toeristen maar vooral ook door autochtonen, die vinden dat ze iets te vieren hebben. Op warme zomeravonden kunnen we daarvan aan het Entrepotdok meegenieten. Maar daar schijnt de gemeente binnenkort een stokje voor te steken. Als het tenminste gaat lukken, want de oppositie is sterk.
De buurt is ruim voorzien van groen. In combinatie met prachtige straten, zoals de Henri Polaklaan, het kleine Wertheimparkje met het Auschwitz-monument, maar vooral Artis. Het Kadijkseplein vind ik een onderschat pareltje. Hier komen nauwelijks toeristen, er is ook geen lawaai, maar gezellige terrassen met uitzicht op het Oosterdok, het Scheevaartmuseum en in de verte de bouwput, waar booking.com een knots van een hoofdkantoor gaat neerzetten. Dynamiek is er dus ook en de buurt oogt bepaald niet ingeslapen. Al met al is het een heerlijke woonbuurt, waar ik me al 25 jaar helemaal thuis voel. Hoe de buurt er vandaag bij ligt staat op: