De bedoeling van de middag was een fietstochtje naar de Sluisbuurt. Daar staat over twee jaar een hele nieuwe woonwijk en ook het industrieel erfgoed van de graansilo’s gaat onderdeel worden van een architectonisch hoogstandje. Alleen is – zoals het vaker gaat – die middag dat doel nooit bereikt. We zijn blijven steken op de ‘Amsterdamsche Brug’, de brug die het oostelijk stadsdeel met de Sluisbuurt en Schellingwoude verbindt. Behalve voor autoverkeer is de brug populair bij (sport-)fietsers en hardlopers, omdat je hier – als enige locatie in de stad – nog een beetje serieuze hellingen hebt. Minder bekend is de ruimte onder de brug. Halverwege de ‘top’ kan je via een trappetje naar beneden en kom je onder de brug in een heel andere wereld. Dit is het terrein van graffiti-spuiters, skate-boarders, mensen die een overdekte overnachtingsplaats zoeken en wellicht lieden die dingen doen die het daglicht wat moeilijker kunnen verdragen. Een prachtig rafelrandje dus, en hier gelden dan ook eigen regels en omgangsvormen.
We maken contact met een van de skate-boarders. Hij is door de wol geverfd, kent alle plekjes in de stad en weet precies waar je wel of juist niet moet wezen. En wie je waar en wanneer aantreft. We krijgen een uiteenzetting over de kneepjes van het vak en hoe je je deze kunst eigen kunt maken. Ook hebben we contact met een van de graffiti-spuiters. Een keurige man en eigenlijk een type, dat je hier niet meteen zou verwachten. Wat sommige mensen geklieder vinden, wordt hier tot edele kunst verheven. Zelfs bomen vormen bij gebrek aan onbeschilderde muren een dankbare ondergrond. We leiden onszelf rond door alle zalen van het graffiti-museum en blijven ons verbazen over de twee werelden boven en beneden, die elkaar niet lijken te raken en zelfs geen weet hebben van elkaars bestaan. De Sluisbuurt doen we dus maar een andere keer en komt dus op de bucket list. Foto’s van het museum staan op:
Het zou woensdag een prachtige voorjaarsdag worden. De mooiste van de week nog wel. Daarom juist dié dag uitgekozen om even te proeven hoe het ook al weer zou zijn op het strand en even te proberen om wat zomerse herinneringen uit het verre onderbewustzijn naar boven te halen. Voordat er weer een serie ‘maart-roert-zijn-staart-dagen’ zouden volgen. Het liep allemaal anders. Goed en wel buiten Amsterdam trok een grijze deken over, de temperatuur ging ineens tien graden omlaag en de verwarming in de auto kon weer aan. Maar het plan veranderde niet en dus toch maar naar de kust, want je weet nooit of je – zoals vaak gebeurt – toch weer onverwachte dingen tegen komt. Bij de vroegere Hondsbossche Zeewering is, zonder al te veel ruchtbaarheid, in de afgelopen jaren een brede duinenstrook en strand aangelegd. Daarom heten ze daar nu de ‘Hondsbossche Duinen’ en de vroegere zeewering bestaat dus niet meer.
Van de gelegenheid is daar meteen maar gebruik gemaakt om er een vogelreservaat aan te leggen. Aan de landkant door de aanleg van een meertje met een uitkijkpost naar de vogels die daar verblijven. Op het strand en in de duinen door aandacht voor het afval dat op stranden wordt achtergelaten en eventueel door de vogels voor voedsel wordt aangezien. Op dat strand lagen ook die zomerse herinneringen, maar die wilden bij een ijzige wind niet echt naar boven komen. Na een klein half uurtje hadden we het daar dus wel gezien. Daarom op de terugweg vanuit de warme auto maar eens bekeken hoe West-Friesland eruit ziet. Een uitgestrekt akkerland, niet bepaald het mooiste stukje Nederland, maar in de mistige late middag toch met een eigen sfeer. En ondanks het grauwe landschap was er toch weer een fotografische verrassing van grote aantallen meeuwen die de lekkerste hapjes uit de omgeploegde grond oppikten. Kijk maar op: