Donderdagavond 16 februari gaan we dan écht, voor een aantal maanden zelfs. Zeven jaar lang hebben we hier al over gesproken en het plan is in al die jaren vaak veranderd, zowel voor wat betreft wanneer, hoe lang en waar naartoe. Maar nu is het dan zo ver. Dick brengt ons naar Schiphol en na alle formaliteiten zitten we in de vertreklounge te wachten, oog in oog met het vlaggeschip van de luchtvaart: de A380 van Emirates, die ons naar Dubai zal vliegen. Lekker veel ruimte om te zitten en zeven uur later op de vroege vrijdagochtend staan we dan in Dubai. Dubai ligt aan de Perzische Golf, in de woestijn en het regent er vrijwel nooit. Behalve dan nu wij er zijn. Met name vrijdag was dat met motregen en ook nog eens mist een echte spelbreker, want we zouden die dag de Burj Khalifah op gaan, met 800 meter de hoogste toren ter wereld en op een hoogte van bijna 600 meter van het prachtige uitzicht genieten.
Je kon alleen nauwelijks de grond zien, laat staan het spectaculaire uitzicht over de stad, op Sharjah en bij helder weer zelfs de overkant van de Perzische Golf. Ik had me er ook fotografisch veel van voorgesteld, maar met het uitzicht is de kwaliteit van de daar gemaakte foto’s dus navenant, maar na enig gepruts met Photoshop kon ik nog wel wat contrast aanbrengen, maar het eindresultaat was nog steeds onder de maat. Dubai leek me een stad met weinig ruimtegebrek. Er wordt hier niet op een vierkante meter gekeken, dus valt niet goed in te zien waarom ze daar dan zo’n hoog ding hebben neergezet. Maar bij de rondleiding daar kwam er een uiteenzetting, die ging over trots, vooruitgang en prestatie. Het is een van de meest bizarre steden die ik ooit heb gezien. Enorme shopping malls, waar het consumentisme hoogtij viert met niet bepaald de goedkoopste spullen. Zelfs hier en daar decadent, voor wat betreft spullen die je kunt kopen, maar ook op de schaatsbaan en skipiste.
Negentig procent van de inwoners is niet oorspronkelijk. Veelal Pakistanen en Indiërs, die tegen dubieuze arbeidsvoorwaarden werken in de eindeloze bouwputten die er ook nog zijn. Maar ook expats die in eindeloze luxe woonkazernes en op het bizarre nieuwe palm-eiland wonen. Allemaal veel groter dan ik me had voorgesteld. Met de monorail kon je helemaal naar het einde van het palm-eiland, met onderweg eindeloze straten met meer dan gemiddelde optrekjes. Je kan er best mooi wonen, maar het lijkt me dat je uiteindelijk toch de gezelligheid gaat missen. Dubai bestaat uit een relatief klein ouder deel rond ‘the Creek’, dat nog wel iets heeft van wat je sfeer zou kunnen noemen. Verder een oneindig veel groter nieuwer deel dat in de laatste twintig jaar uit de grond is gestampt. Onze hotel-locatie lag in het kleine en oude Dubai. Ideaal gelegen rond ‘the Creek’ en we staken meerdere keren in kleine bootjes het water over, bijvoorbeeld om ’s avonds te eten in de lokale eethuisjes in de oudste wijk Bastakia. Dubai is leuk om te bezoeken als je er – zoals wij – toch langskomt op doorreis. Maar na twee dagen is het wel genoeg. Dus een weekje vakantie, dat ook vaak wordt aangeboden is toch wel wat veel. De bestemming valt dus in de categorie: ‘leuk om gezien te hebben, maar een tweede keer hoeft niet’. De doorreis gaat zondag dan ook verder naar ‘down-under’. De foto’s van Dubai staan op: