Het is nu al een aantal dagen erg warm. Het ‘telegiornale’ had ons voor vandaag 34 graden beloofd. Dus zitten we weer vroeg op de fiets. En er was weer veel klimwerk. We doen vandaag vooral de kleinere lokale wegen en de klimmetjes zijn daar kort maar steil. Voortdurend op en af, zonder echt in een ritme te kunnen komen. Vooral bij Narni was het heel ingewikkeld, waar al het verkeer, dus wij ook, zich over een smalle weg naar boven perst. Ook bussen, maar gelukkig geen vrachtverkeer. Alle stadjes liggen hier trouwens boven op een heuvel. Meestal kun je er gewoon langs fietsen, zonder de steile weg naar het ‘centro storico‘ te hoeven nemen. Konden we voor de cappuccino in de ochtend nog wel ergens langs de weg terecht, voor de lekkere pasta’s moet je toch in het centro storico zijn en dus extra klimmen, niet echt aantrekkelijk op het heetst van de dag en elke keer weer die afweging. Uiteindelijk vonden we langs de weg bij een bar nog iets waar ze ‘instant-diepvries-pasta’ hadden. Niet echt wat je zoekt, maar als je honger hebt en niet wilt klimmen eet je alles.
We zijn nu op bekend terrein. In dit gebied verblijf ik elk jaar in oktober bij de olijvenoogst van mijn vrienden Alie en Anton en bij alle activiteiten die daarmee samenhangen. We logeren bij ‘Dario’, waar ik in de afgelopen vijftien jaar ook al ontelbare keren heb gegeten. Ik vond het leuk dat ze me daar meteen herkenden. Rome begint nu dichtbij te komen. Nog maar een dagje fietsen en we staan voor de poorten van de eeuwige stad…! Maar het venijn zit ‘m in de staart. Op de kaart leek het zo eenvoudig. Een beetje relaxed stroomafwaarts langs de Tiber fietsen en dan vanzelf in Rome terecht komen. Maar de Tiber meandert hier veel en heeft diepe dalen uitgesleten. En als de weg dan toch wat afstand neemt van de rivier, dan weet je genoeg. Als dan ook nog de parallelle autobaan een paar keer door tunnels moet, weet je méér dan genoeg: nog meer klimmen, en hoe..! Misschien waren dit wel de steilste hellingen van de afgelopen vier weken. We kiezen de Via Tiberina vanaf Fiano Romano. Door Reitsma afgeraden, omdat het daar druk met auto’s zou zijn. Uiteindelijk valt dat mee, misschien wel omdat het zondag is. Wel een lelijke weg, veel reclameborden, aftandse winkelcentra en veel afval langs de weg. En hoeren, die tussen de afvalhopen staan en naar klandizie zoeken. Echt een voornáme entree van Rome dus. In de verte zien we de hoogbouw van de stad al liggen.
De oversteek van de ’Gran Raccordo Annulare’ (de ringweg van Rome) was heel onoverzichtelijk. Deed me aan Mannheim denken. Zinderende hitte, kokend asfalt, geen bescherming van enig groen, over en onder viaducten door op een punt waar allerlei snelwegen samenkomen, en waar ze blijkbaar achteraf hadden bedacht dat je er ook nog met de fiets ook overheen zou moeten kunnen. Maar als we dan eenmaal binnen de ring zijn, bekruipt me een euforische emotie: Rome is na vier weken fietsen bereikt !! We fietsen nog even met inmiddels lege bidons in de brandende zon langs de Tiber en daar is dan in het noorden van de stad Camping Villaggio Flaminio. Meteen naar de kraan lopen voor water !! Daar blijven we de komende dagen in een soort portacabin. Groot genoeg en redelijk comfortabel en heerlijke airconditioning. Er is zelfs ruimte voor de fiets, die me twee nachten gezelschap mag houden. Hij heeft me tenslotte heel trouw zonder materiaalproblemen hierheen gebracht. De duik in het zwembad hier voelt meer dan weldadig en hier zal ik de komende dagen veelvuldig te vinden zijn. Het dringt nog niet helemaal tot me door dat ik in Rome ben aangekomen. Ik wist waar ik fysiek aan begon, maar ik heb de mentale inspanning onderschat. Bijna vijf weken uit fietstassen leven is wel lang en ik verlang ernaar om a.s. vrijdag thuis te komen.
Maar het fietsavontuur is nog niet helemáál voorbij. We laten de tocht natuurlijk niet eindigen in een noordelijke buitenwijk, hoe mooi Flaminio ook is. Morgen is de epiloog en zetten we er een mooie kroon op door langs de belangrijkste monumenten van de eeuwige stad te fietsen. Een prominente plaats op de foto’s krijgt DE fiets, die me al die weken geen moment in de steek heeft gelaten. Verder had ik de reis beslist niet alleen willen doen. Dank dus ook aan mijn reisgenoten, Louis, Hedwig, René en Raymond, niet alleen voor de gezellige momenten, maar ook dat jullie me op cruciale momenten (jullie weten wel welke ..) verder hebben gebracht. Maar ook jullie, lieve mensen in mijn Facebook-omgeving, zijn dankzij dit sociale medium er voortdurend bij geweest. Dank voor het meeleven en alle reacties, waardoor ik het contact met het thuisfront kon onderhouden en daardoor ook de mentale inspanning kon verlichten. Want er waren momenten, dat ik dat wel nodig had. Vandaag was dus de allerlaatste fietsdag van deze reis. We leveren de fiets morgen in voor vervoer naar Nederland. Wij blijven zelf nog een paar dagen en vliegen vrijdag (4 september) met Ryanair naar Eindhoven. Ik zie uit naar de thuiskomst. De voor zichzelf sprekende foto’s staan op:
We beginnen de laatste dagen al vroeg in de ochtend te fietsen. Want ook vandaag zou het weer warm worden en dan probeer je toch voor de middaghitte al zoveel mogelijk kilometers te maken. Het ontbijt is zoals we vaker in Italië zien: taartjes en koekjes genoeg, maar geen lekkere broodjes met gezond beleg. Wel weer fruit en vruchtenyoghurt. We beginnen in het dal van de Tiber. Het voordeel daarvan is dat je niet hoeft te klimmen, maar nadeel is dan weer dat je de weg moet delen met (altijd te veel) auto’s. En ook te geconcentreerd moet rijden om de omgeving goed in je op te nemen. Umbertide leek ons wel een leuke stad voor een cappuccino, maar het wegdek in het ‘centro storico‘ was niet echt voor de fiets, zoals we dat in meer Italiaanse stadjes zien. Verderop ergens langs de weg was er wel cappuccino en ook hier was er weer aanspraak genoeg. De mensen vinden het een beertje raar dat we helemaal uit Olanda zijn komen fietsen, maar tegelijkertijd ook heel ‘bravissimo’.
Dan ineens linksaf om het drukke Perugia te vermijden en we moeten dus het dal van de Tiber uit. Hier meteen veel minder auto’s, maar ook wel weer af en toe steile klimmetjes in de inmiddels behoorlijke warmte. Maar hier konden we het prachtige Umbrisch landschap wel goed tot ons nemen. Mooie villa’s, pijnbomen, cipressen en olijfbomen met het overal knisperende geluid van krekels. En dat bij een prachtige blauwe lucht. Hoeveel Italiaanser kan je het nog krijgen? Vlak voor Assisi nog een pasta en dan ligt daar die stad ineens links voor ons. Eigenlijk meer bóven ons. Dit is dus een van de mooist gelegen steden van Italië. Franciscus had het dus nog niet zo gek bekeken, door hier zijn thuisbasis te hebben. Voor ons dus nog een forse klim, maar we komen dan wel in hartje stad terecht in een heerlijk hotel, met airconditioning. Voor de eerste keer in al die weken..! Het hotel was alleen te bereiken via een steil steegje en de fietsen moesten op het laatst nog even met bagage en al een trappetje worden opgedragen. We zijn er al op tijd, dus er zijn nog een paar uurtjes om de stad te bekijken.
Het centrum is érg toeristisch. Assisi moet het blijkbaar hebben van zijn ligging op een berg. Want ik vond het centrum van Citta di Castello eigenlijk net zo mooi. Alleen lag dat niet op een berg, de stad is minder bekend, er is ook geen Franciscus en er waren daar dan ook geen toeristen. Even de benen strekken in Assisi was wel nodig, want de volgende dag werd het weer zwaar. Hoewel we beginnen met een lange afdaling vanaf het hooggelegen Assisi met een wijds uitzicht over het dal. Maar we raken onderhand wel verder verwijderd van de Tiber en dat betekent dus weer omhoog. Want vanaf Foligno gaan we twee bergruggen over en dus twee keer lang klimmen. De eerste konden we nog in de relatief koele ochtend doen, maar de tweede en ook de langste kon niet anders dan op het heetst van de dag, rekening houdend met het inmiddels vaste dagelijkse ritme van de cappuccino-, pasta-, en cola-stops. Het is een vrij rustige lokale weg, met wisselende kwaliteit. Natuurlijk zijn er goede stukken, maar op veel stukken zijn de zijkanten erg slecht. Dus juist dáár waar je hoort te fietsen. Weggezakt, vele malen provisorisch dichtgesmeerd maken het een pokdalig geheel en het heeft veel weg van een kasseienstrook, bekend van Parijs-Roubaix. Maar het landschap, de olijfbomen, de blauwe lucht en het monotone gesis van de krekels maken dit meer dan goed en we kunnen dit dan ook als een van de topdagen beschouwen. Na de klim van de middag smaakte de cola meer dan goddelijk en dan is het prettig afdalen naar Acquasparta, waar we intrek hebben genomen in een hotel van wel een héél erg vergane glorie. De laatste twee dagen zijn vastgelegd op:
Voor het eerst sinds Trento is het weer klimmen, nu dus in de Appenijnen. De eerste dag alleen een wat kortere etappe, om er weer in te komen. De hotelbaas in Cesena is zelf een fietser en vertelde enthousiast dat in zijn hotel de BMC-ploeg heeft overnacht in een recente Giro d’Italia. Hij was vanochtend uiteindelijk doorslaggevend om toch de route te nemen, die we uiteindelijk genomen hebben. Dus niet de meer oostelijke SP-258, die we eerst hadden willen nemen. De klim was geleidelijk, zonder al te steile stukken. Het begon nog met goed weer, maar onderweg was er toch weer een lichte regenbui. Daarom een lange cappuccino-stop. Maar het is vandaag een korte etappe, dus tijd genoeg. We kruisen voortdurend de ‘super-strada’, een soort semi-autobaan, die van Cesena naar het zuiden loopt. Dat maakt onze weg dus autoluw.
Onderweg zijn er piepkleine dorpjes en we trekken veel belangstelling van de mensen. ‘Da Olanda in bicicletta…? Bravissimi…!!“. Omdat we vroeg zijn vertrokken, zijn we dus ook al vroeg in Bagno di Romagna. De naam zegt het al, een soort kuuroord met deftige – en een tikkeltje ‘vergane glorie’ – hotels. Niet al te inspirerend, maar we besteden de tijd om rond te lopen en wat noodzakelijke spulletjes te kopen. Wel heerlijk bier op het terras van het hotel en in de eetzaal eten wat de pot schaft. De dag erna begint fris, maar wel met een strakblauwe lucht. En ook meteen met verder klimmen. We moesten in het begin toch de weg delen met ander verkeer omdat de super-strada voor een deel was afgesloten. Dat betekent dat grote vrachtwagens je gaan inhalen op smalle en bochtige wegen. Niet erg relaxed, maar het ging allemaal goed. Maar in Verghereto werd alle verkeer weer naar de super-strada geleid. Daar even gestopt om water te drinken en meteen staan er een aantal mensen om je heen, die van alles van je willen weten. En natuurlijk krijgen we van iedereen een hand als we na een tijdje weer willen wegrijden.
Bij een volgende cappuccino-stop waarschuwt de café-baas ons voor vier kilometer wegdek dat voor ons ligt. Een schande, vindt hij, maar ja, dit is wel Italië, voegt hij nog toe. Precies op de grens van twee provincies (Forli en Arezzo). Totaal verwaarloosd, met grote keien op de weg en af en toe diepe gaten. Lijkt me het resultaat van een politieke strijd tussen beide provincies. In dit gebied ontspringt de Tiber. Dat klinkt al een beetje Romeins, dus we beginnen in de buurt te komen….! Het is hier nog een klein beekje. Als we maar langs dat beekje blijven rijden hoeven we niet meer te klimmen, zo is de theorie. Maar de praktijk is anders, zo blijkt meerdere keren die dag. Het is bovendien erg warm geworden. Wel heerlijke truffel-ravioli gegeten tijdens de lunch. Ik krijg bewondering voor het doorzettingsvermogen van Raymond, die ondanks de hitte elke dag aan klimcapaciteit lijkt te winnen. En nooit geweten dat cola met ijsblokjes zo lekker kan zijn, als we even in Sansepolcro stoppen. Uiteindelijk geland in Citta di Castello, in een ‘basic‘ hotelletje, maar wel heel mooi in het middeleeuwse centrum. De foto’s staan op:
Vandaag is alles weer anders. Ineens geen bergen meer, maar een vlak land strekt zich voor ons uit. Ook de vegetatie is anders. Geen fruitbomen meer, maar nu maisvelden. En hier en daar de eerste olijf- en pijnbomen. Hieraan zien we dat Italië nu écht is begonnen. Ook het weer is anders. Geen dreigende regenwolken meer, maar een strakblauwe lucht. En tenslotte de architectuur: huizen met mooie terracotta daken en prachtige compacte dorpjes met barokke kerkjes. De Po-vlakte doet me herinneren aan de Don Camillo films uit mijn jeugd. Ook nu heb ik het gevoel dat ik weer zo’n film binnen fiets. We zijn vroeg vertrokken en hebben alle tijd voor een cappuccino in de ochtend en een ‘spaghetti alla vongole‘ in schaduw van de lome middaghitte. En als we aan het eind van de middag ons B&B in Monselice, vlak onder Padova, niet kunnen vinden is een Italiaan wel zo aardig om vijf kilometer met ons mee te fietsen. Wat een land…!
Dit is het gebied van de Po-delta. Dat betekent het oversteken van verschillende kleinere, maar ook grote rivieren (waaronder de Adige). Een prachtig laag rivierenlandschap dat natuurlijk aan ons rivierengebied doet denken, inclusief de dijken en het vele riet. Slechts de architectuur van de huizen herinnert je eraan dat je niet in Nederland bent. De cappuccino-stop in een van de dorpjes aan de dijk trouwens ook. De kerk ging net uit en Don Camillo bleef op het pleintje in zijn witte gewaad nog wat nababbelen met zijn volgelingen. Anderen hadden meer belangstelling voor ons en onze fietsen. Uiteindelijk steken we dan de Po zelf over. Een heel brede bedding, kennelijk in staat om nóg grotere hoeveelheden water af te voeren dan hij nu al doet. De zuidkant van de Po is nog vlakker dan de noordkant. Kaarsrecht land, je kan kilometers ver kijken in dit dunbevolkte akkerland. Het zou zo Noord-Groningen kunnen zijn, maar ook hier is er weer de architectuur van de huizen, de hitte van de middag en het doordringende gesjilp van de krekels, die toch bij Italië horen.
Het was trouwens wel afzien vandaag. Het was een stuk verder dan we dachten en de laatste 20 kilometer naar Argenta was er een forse tegenwind. Bij het B&B bleek ook nog dat ik een foutje had gemaakt bij de boeking. Ze verwachtten ons pas de volgende dag. Maar gelukkig was er plaats. Ik moest er maar even niet aan denken dat……! Die nacht word ik wakker ven het kletteren van de regen. We komen er maar niet van af…! Maar gelukkig houdt het in de ochtend op met hard regenen en blijft het bij wat druppelen. Voortdurend de afweging of je het regenjack nou wel of niet moet aantrekken. De eerste 35 kilometer gaan bovendien over een drukke strada statale, een tweebaansweg weg met veel vrachtverkeer. Goede alternatieven waren er eigenlijk niet. Geen lolletje dus al met al.
Op het laatst wel een soort van fietspad. Of wat daarvoor doorgaat. Elke honderd meter houdt het op en even verder begint weer een nieuw fietspad. Je kan er natuurlijk op fietsen, maar ze zijn ook heel handig om daar bijvoorbeeld vuilcontainers op te zetten. Maar alles is beter dan rakelings door vrachtwagens gepasseerd te worden. In Ravenna klaarde het op en konden we ook van die vreselijke weg af. De beloning was navenant. Een mooie stad en op het prachtige Piazza del Popolo was er lekkere cappuccino. In de middag kwam ook weer de zon, het werd ook weer warm en er waren weer rustigere wegen. We zijn in Cesena beland, het laatste stadje in de Po-vlakte. Na drie dagen op het vlakke land liggen de Apennijnen in de verte al klaar om vanaf morgen befietst te worden. De foto’s van de delta staan op:
Eigenlijk was het in Bolzano ook een rustdag. Tussen dinsdagmiddag en woensdagmiddag is er niet gefietst, maar vooral gelanterfanterd met Hedwig en René. Maar nadat we hen woensdagmiddag bij het station in Bolzano hebben afgezet, hebben Raymond en ik toch maar een mini-etappetje van 25 kilopmeter afgelegd naar Ora, iets naar het zuiden. Het laatste stuk wéér in de regen. Dat regengebied hangt hier nu al een paar dagen rond en toont zich zeer hardnekkig. Maar volgens de voorspellingen zijn dit de laatste sluiptrekkingen, dus dit moet echt de laatste keer zijn (….hoop ik). En hoe anders kan de wereld er uit zien als de zon de volgende dag schijnt tegen een strakblauwe lucht? We krijgen er meteen weer zin in. We fietsen in een heerlijk frisse ochtend door het brede dal van de Adige naar Trento, omgeven door hoge bergen.
In die ochtend wordt alles anders. Het landschap verandert geleidelijk, fruitbomen worden druiventrossen, de architectuur verandert van Tirools in Italiaans en ook de voertaal verandert van Duits in Italiaans. Hoog tijd om ons nu ook als Italianen te gaan gedragen. Stoppen voor een cappuccino bijvoorbeeld op de prachtige Piazza del Duomo in Trento. Eigenlijk zouden we hier wel wat langer willen zitten en wat rondlopen, maar dat zit er dus niet in. Sterker nog, we gaan nu het dal van de Adige verlaten, dat ons vanaf de Reschenpas een comfortabele en bijna continue afdaling heeft bezorgd. We slaan in Trento dan linksaf richting Pergine Valsugana. Doel is om de komende twee dagen door het dal van de Brenta te rijden. Maar eerst, al in Trento, een steile klim in de stad door nauwe straatjes, en die pas ophoudt in het kilometers verderop gelegen Civezzano, maar in vals plat toch nog doorgaat tot Pergine.
Daar hebben we dus dorst en drinken we wat bij het station. We zien er een pendeltreintje aankomen vanaf Trento, dat hier fietsers komt afleveren, die dus duidelijk geen zin hadden om dat stuk vanaf Trento te klimmen. Zo kan het natuurlijk ook: naar Rome fietsen en de lastige stukken toch maar met de trein doen. Dan verder langs het Lago di Caldonazzo naar Levico Terme als eindpunt van de dag. Het hotel ligt nog boven op een venijnig hellinkje, dat je pas echt gaat voelen als je al veel kilometers in de benen hebt. En eenmaal in het hotel komt er tóch weer een regenbui. Wel weer geluk gehad dat die regen onderweg niet is gevallen, maar het regenfront blijft ons maar achtervolgen. Levico Terme lijkt me een kuuroord van vergane glorie. Het avondeten is een groot buffet, dat we delen met grote groepen bejaarden uit andere delen van Italië. Ik begin me af te vragen of ik over tien jaar ook hier terecht ga komen.
‘s Nachts om half twee schrik ik wakker van gierende remmen en een doffe knal. Daarna stil. Vanochtend nam de politie de schade op. Een auto had een hek van het hotel geramd, maar de bestuurder was er blijkbaar vandoor gegaan. We vertelden dat we wel iets hadden gehoord, maar niets gezien. De hotelbaas lachend tegen ons: “come in Sicilia, tutto sentito, ma niente visto“. Toch goed geslapen en bij fris en half bewolkt weer de lange afdaling over de “pista cyclabile” langs de Brenta gemaakt. Zo ging het ook langs de Adige en nu ook weer bijna vanzelf. Wind in de rug en de fiets in een hogere versnelling. We zeilen door slaperige dorpjes, dan weer door koele bossen aan de oever van de rivier. Aan het eind door een diepe kloof. De rivier is hier heel geschikt voor ‘rafting‘. Nooit gedaan, zelfs nooit gezien, maar wel heel spectaculair. Al in de middag, weer in een lichte regen aangekomen in Bassano del Grappa. Hier houden de bergen ineens op en staan we aan de rand van de Po-vlakte. We zijn de Alpen nu écht over. De komende dagen dus vlak land. De foto’s van de allerlaatste Alpen staan op:
Ondanks de voorspelling van regen was het bij vertrek uit Sulzberg toch droog. Zware bewolking, dat wel, dus zeker zijn we niet van droog weer. Ook een stuk frisser, maar dat is eigenlijk wel lekker na die hitte van de afgelopen tijd. Na een uurtje rijden we Oostenrijk binnen en nemen daar het fietspad “Claudia Augusta”. Helaas niet altijd geasfalteerd en ook af en toe erg steil. Maar er is eigenlijk geen alternatief. Tenzij je de drukke tweebaans-weg neemt, die we af en toe naast ons zien. Daar veel file met vakantieverkeer naar de Fernpas en verder, dus dat fietspad is toch wel de goede keus. Het eindpunt van de dag is Lermoos, een echt ski-oord en zo te zien ook een echt après-ski oord. Het is ondanks de zware bewolking toch de hele dag droog gebleven, maar net na aankomst in Lermoos begint het te regenen: geluk gehad dus! Maar het heeft wel de hele nacht doorgeregend. We bekijken de volgende ochtend voortdurend de regenradar, die zegt dat het in de loop van de ochtend toch iets beter zou moeten worden. Maar buiten is er niets dat daar ook maar een beetje op lijkt. Dus zitten we om te beginnen zo’n twee uur te ontbijten.
Maar uiteindelijk moeten we toch een keer weg, in de motregen dus. We beginnen meteen met de Fernpas. De tweebaans-autoweg is weer geen alternatief, want er is veel verkeer. Dus toch maar de Via Claudia. Zowel de klim als de afdaling uitsluitend onverhard, met wisselende kwaliteit wegdek. Af en toe steil, maar met name het slechte wegdek en dat ook nog in de regen maakte het extra zwaar. Volgens de routebeschrijving heeft men bewust van asfaltering afgezien uit respect voor de natuur en – hou je vast, nou komt het – “fur die Mühe wird man aber mit dem authentischem Erlebnis der historischen Reiseroute belohnt”. Het tweede deel van de dag was wél over verharde weg, bovendien een stuk door het Inn-dal. Wel zo lekker, temeer daar het regenen ook was gestopt en we af en toe zelfs de zon zagen. Al met al een zware dag, de zwaarste tot nu toe. Het einddoel van de dag is Landeck, aan de voet van de Reschen-pas. Die staat voor de volgende dag op het menu.
We vertrekken in Landeck weer in lichte regen. Wel prachtig stroomopwaarts langs de Inn, die steeds smaller werd en sneller ging stromen. Dus de weg ook licht stijgend, maar goed te doen. De Via Claudia, die vreselijke weg van gisteren hebben we de hele dag opnieuw gevolgd, maar die heeft zich nu van zijn beste kant laten zien. En zich zelfs helemaal gerehabiliteerd, tenminste vanuit het gezichtspunt van “de fietser”. Mooi aangelegde fietspaden en goed aangegeven. De tweede Alpen-klim vanuit Martina (Zwitserland) naar Nauders (weer Oostenrijk) was veel steiler, maar spectaculair met veel haarspeldbochten. Ook verharde wegen en gelukkig ook droog weer, dus dat scheelt allemaal en stuk. Het eindigde boven op de Reschenpas waar je Italië binnenrijdt. Een mijlpaal: als je Rome dan niet haalt, heb je tenminste Italië gehaald..! Meteen langs het schitterende stuwmeer, in 1950 aangelegd met als herinnering aan het verdronken land een achtergebleven kerktorentje dat daar heel zielig in het water staat. Dan de lange afdaling langs de Adige, helemaal over het fietspad, zonder autoverkeer. Elke keer denk je dat je niet verder kunt dalen en dan ligt er ineens weer een nóg dieper dal voor je.
Zo vliegen we zo’n 40 kilometer langs de Adige en op het laatst door eindeloze velden met appelbomen. Het enige minpuntje was de regen, die gaandeweg steeds heviger werd en we eindigden dan ook doornat en verkleumd in de stromende regen bij ons hotel in Vezzano. Wie zei ook alweer dat Italië zo’n warm en zonnig klimaat had? Maar als je dan even lekker warm hebt gedouched en alles te drogen hangt en ’s avonds gezellig aan de wijn zit, kan zo’n dag niet meer stuk. Een topdag dus, ook qua kilometers: 110. Maar we zijn nog niet ‘beneden’, want de volgende dag dalen we nog verder langs de Adige. Eigenlijk dus ook een rustdag, op de fiets, dat dan wel weer. Het eindpunt van de dag, Bolzano, was sowieso maar 65 kilometer. Het was aan één stuk verder afdalen en daarbij kwam er voor het eerst in vier dagen weer eens een heerlijk zonnetje. Daardoor gleden we zonder noemenswaardige inspanning in een zetel naar Bolzano. Prachtige rit, voor het eerst zagen we het hele berglandschap, de dorpjes op de hellingen en het dal dat zich voor ons opende. Beneden zie je dan Merano liggen. Nog ruim de tijd gehad om onderweg die stad aan te doen. Heerlijk een tijdje daar op een terras gezeten en zelfs de stad nog kort bekeken. Mooie en enigszins mondaine stad met voorname huizen en veel aangenaam groen. Dan verder glijden naar Bolzano.
Daar hebben Hedwig en René eerst een treinkaartje gekocht voor de volgende dag naar de Brenner. Vandaar zullen ze verder fietsen, terug richting Duitsland. Verder ruim de tijd om nog wat in Bolzano rond te lopen. In de kathedraal van Bolzano had ik éindelijk de gelegenheid om twee kaarsen op te steken voor mijn overleden ouders, aan wie ik de fietstocht naar Rome opdraag. Ik heb met mijn moeder vaak over mijn voornemen gesproken, maar helaas kan ik haar niet meer over de uitvoering ervan berichten. Bolzano, ook al zo’n stad waar ik – behalve op doorreis met de trein – nog nooit was geweest. Rond het middaguur halen we Raymond, de vader van Marcel, met zijn fiets van de trein, die uit Eindhoven is aan komen reizen. Hij zal met me meefietsen naar Rome. We eten nog wat lekkere pasta op een terras en brengen Hedwig en René terug naar het station. Ook aan hen hartelijk dank voor het aangename gezelschap en de mentale steun op de moeilijke momenten op de natte en hobbelige Fernpas. Foto’s van de Alpen-oversteek staan op:
Dat waren nog eens drie heerlijke ‘vrije’ dagen. Vooral niks doen, van de gastvrijheid genieten van Hedwig en René en rond het huis hangen. Het enige ‘werk’ was alles nog eens uit de fietstassen pakken, wassen en drogen. En ondanks dat de fiets me niet in de steek heeft gelaten, heb ik hem toch ook nog maar even naar de fietsenmaker gebracht en alles laten nakijken. Op een kleinigheidje na, was alles nog in orde en is hij helemaal klaar voor de oversteek van de Alpen. Er was een festival in het naburige Kempten. Veel Beiers vermaak in een grote tent, lange tafels, grote potten bier, muziek, dans en liederen, die uit volle borst door iedereen werden meegezongen. Een heerlijk verzetje na al dat gefiets. Donderdag hebben we Louis op de trein gezet en die is donderdagavond dus weer thuis. Diezelfde donderdagavond met Hedwig aan de Öschlesee, een nabijgelegen meertje, nog een paar glazen wijn gedronken en het leven nog eens doorgenomen. Want zo heel vaak zie ik haar nou ook weer niet. En af en toe afgedwaald naar de fietstocht in de komende dagen de Alpen over. De volgende dag ook nog de mogelijkheid gehad om in dat meertje nog eens lekker te zwemmen, want alle dagen was het ook nog eens volop warm zomerweer, dat veel beter te verdragen is als je niet hoeft te fietsen en af en toe in het water kunt duiken. Al met al ben ik na die drie dagen heerlijk uitgerust Vrijdagavond kwam alleen de weersomslag. Flinke regenbuien en een stuk koeler. Die avond wel honderd keer de weersverwachtingen bekeken. Want de Alpen over in de regen is geen echt feest. We gaan het zien. De foto’s van de ‘vrije’ dagen staan op:
Vanaf nu proberen we zoveel mogelijk langs de Neckar te rijden. Dat zou een stuk klimwerk moeten schelen, want we begonnen nu toch wel behoefte te krijgen aan wat vlakkere stukken. Dat lukte niet helemaal en in die gevallen betekende dat meteen ook weer fórs klimwerk. Want hoe meer je naar het zuiden komt, hoe dieper het dal is dat deze rivier heeft uitgesleten en hoe hoger dus de bergen rónd de rivier. Ondanks de inspanning af en toe, was het tot Stuttgart een prachtig stuk met mooie wijnhellingen. Volle druiven, bijna klaar voor de oogst over een maand of twee. Maar hoe mooi het stuk ook was, we moesten wel door Stuttgart. Na de ervaringen in Mainz en vooral Mannheim was dat geen fijn vooruitzicht, maar dat viel achteraf alleszins mee. Afgezien van versperringen hier en daar, waardoor je van het fietspad raakt en het dan maar moet uitzoeken, konden we toch grotendeels langs de Neckar blijven rijden. Niet het mooiste deel van Stuttgart trouwens. Maar wel het economische hart van Duitsland met enorme kilometerslange industriële complexen, waaronder Mercedes. Op zo’n warme zondagmiddag ziet dat er erg verlaten en een beetje ‘unheimisch‘ uit.
We zijn geland in Ebersbach, zo’n 20 km ten oosten van Stuttgart, waar we net voor een onweersbui aankwamen. Daar een broeierige hotelkamer zonder airco. Maar op dat gebied zijn we inmiddels wel wat gewend. Die nacht heeft het af en toe flink geplensd en de volgende ochtend was het toch wel wat afgekoeld. Maar wel vochtig, klam en nog steeds wat broeierig. Ook het wasgoed was niet droog geworden en moest half nat worden ingepakt. Dat is dan maar voor latere zorg. Maar toch heerlijk fietsweer: bewolkt en niet meer zo héél warm. De eerste 25 kilometer weer langs eindeloze industrieterreinen. De hele strook ten oosten van Stuttgart is ermee bezaaid en je kan zien dat hier het geld in Duitsland wordt verdiend. De fietspaden waren weer slecht, zoals we vaker zagen. Halverwege kwam er een soort kloof, waar alle verkeer (auto’s en trein) doorheen moest. Het liep flink omhoog en als fietspad fungeerde een stoep van nog geen meter breed, terwijl we rakelings werden gepasseerd door zwaar vrachtverkeer. Stressvolle momenten, maar het is allemaal weer gelukt. Ik dacht dat Duitsland zo’n geweldig fietsland was, maar wat betreft voorzieningen moeten ze nog wel een inhaalslag maken.
Maar daarna werd het zoals je hoopt en ook verwacht: prachtige fietswegen, weinig auto’s en landelijke dorpjes. Uiteindelijk aangekomen in Ulm, de stad aan de Donau. Hotel bij het Hauptbahnhof en de fietsen konden in een vergaderzaal. We waren er al om drie uur, zodat we daar ook nog wat konden bekijken. Mooie stad met prachtige Munster die en passant nog even beklommen is. Toevallig wél de allerhoogste kerktoren ter wereld….! In Ulm heb je de Iller, een zijrivier van de Donau. Daar loopt een fietspad langs, door alle reisgidsjes de hemel ingeprezen als een prachtig fietspad en een must do. Inderdaad best mooi, maar niet geasfalteerd en bovendien niet altijd goed aangegeven. Daarom uiteindelijk toch maar gekozen voor de secundaire en geasfalteerde wegen door de stadjes en dorpjes.
De aanloop naar de Alpen, maar het verwachte steile klimwerk bleef uit, uitzonderingen daargelaten. Eigenlijk was het vandaag een min of meer gelijkmatige klim van 475 naar 725 meter en dat over 110 kilometer, dus je merkt het niet eens. Wel weer warm vandaag, maar wel heel mooi door het landelijke Beieren. Na ruim een week fietsen nu aangekomen in Sulzberg, de woonplaats van zus Hedwig en haar man René. Aan de voet van de Alpen en in de verte zie je het hooggebergte al liggen. Het eerste deel van de tocht naar Rome zit er nu op. Hier blijf ik drie dagen zonder de fiets aan te raken. Behalve dan dat de fiets even naar de fietsenmaker gaat voor een check of alles nog in orde is. Die fiets heeft mij in elk geval soepeltjes hierheen gebracht. De tocht voor Louis zit er nu op. We zetten hem donderdag op de trein naar Nederland. Aan hem dank voor het aangename gezelschap en de kalmte toen Mannheim mij bijna te veel werd. Eerst drie dagen uitrusten en me mentaal voorbereiden op de Alpentoppen, die in de verte uitnodigend staan te wachten. Daarna ga ik samen met Hedwig en René de Alpen over. Daarover dus later.
Lieve mensen, dank voor het meelezen, meeleven, reacties en dus mentale steun bij onze dagelijkse belevenissen en ontberingen. De komende dagen zal er vermoedelijk weinig te melden zijn. Zaterdag wel weer, hoop ik. De foto’s van de laatste drie dagen staan op:
Tijdens het ontbijt in Koblenz nog maar weer eens naar de Wetterdienst gekeken: 37 graden vandaag. We maken dan ook haast om nog zoveel mogelijk kilometers vóór twaalf uur te rijden. Dat betekent al om half acht op de fiets. Eerst langs het Deutsches Eck, waar de Moezel in de Rijn uitmondt. Behalve dat het een fraai natuurkundig verschijnsel is, wordt het punt gedomineerd door het wel erg protserige beeld van Kaiser Wilhelm. Maar verder een prachtige tocht stroomopwaarts langs de Rijn en het is alsof je nog de relatieve koelte van het water kunt voelen. Verder langs de Lorelei, waar volgens een legende veel schepen zouden zijn vergaan bij de verleidelijke aanblik van die dame. En langs Bingen, ook al zo’n ‘bekende’ plaats langs de Rijn. Volgens mij heb ik vage herinneringen aan die plaats omdat vroeger op de radio dagelijks de waterstanden bij Bingen (en andere plaatsen) werden doorgegeven.
In Ingelheim, iets verderop, bezoeken we Luciano, mijn eerste ex, die bij me al 38 jaar buiten beeld was, maar recent is opgedoken via Facebook. Het gaat hem zo te zien goed, is via allerlei omwegen als kok in een restaurant in Duitsland terecht gekomen en bakt heerlijke eieren voor ons. Dan, om redenen die we zelf ook niet begrijpen, verleggen we het geplande eindpunt van Mainz naar het iets verdere Nierstein. Maar dat betekende wel 25 kilometer extra, met nog wat omrijden via een venijnige helling in de verzengende hitte. Uitgedroogd en oververhit belanden we in het dorp en konden met moeite nog een plaatsje vinden ergens binnen vlak naast een hete pizza-oven. Vrijdag zouden we wéér door het Rijndal rijden, dat bekend staat als het heetste deel van Duitsland De Wetterdienst stelde 39 graden in het vooruitzicht, maar beloofde er ook bij dat het daarna wat zou afkoelen. Dus al om acht uur op de fiets door prachtige wijnvelden naar Worms. Een beroemde kathedraal daar, die ik ondanks mijn fiets outfit toch maar even ga bekijken. Eigenlijk hebben we op zo’n tocht niet veel oog voor bezienswaardigheden, maar dit was wel een uitzondering waard. Want zó vaak kom ik hier nou ook weer niet.
Op het heetst van de dag komen we in Mannheim terecht. Wat een verschrikkelijke jungle is dat…! Autowegen, viaducten en fabrieksterreinen zonder een sprietje groen. Als fietser moet je de weg maar zien te vinden en op het kokende asfalt zijn we dan ook herhaaldelijk verkeerd gereden. Je begint je dan ook af te vragen waarom je dit eigenlijk doet. Maar de weg naar Heidelberg langs de Neckar is mooi evenals Heidelberg zelf. Hier zitten we in een lekker hotel. En bij een lekkere koele pils begint weer bij me door te dringen waarom ik dit ook alweer doe. Voor de route op zaterdag naar Heilbronn zijn er twee alternatieven. Doen we dat langs de Neckar met al die bochten en dus meer kilometers? Of binnendoor met minder kilometers, maar meer klimmen? Ook de Wetterdienst er nog maar eens bijgehaald: 33 graden, dus dat klonk als haalbaar. We kiezen voor de klimroute. Het waren venijnige, korte maar toch wel steile klimmetjes. Omdat elk dorp hier in een kuil ligt, waren het er ook wel veel. Wel is het landschap veel aangenamer.
Geen snikheet dichtbevolkt Rijndal, maar nu glooiend akkerland en koele bossen met slaperige dorpjes. Ook mooie fietswegen, behalve als je in wat drukkere plaatsen bent, zoals in ons eindpunt Heilbronn. Meestal deel je de weg met auto’s die overigens goed rekening met je houden. Soms zie je iets wat op een fietspad lijkt, soms links, soms rechts. Vaak moet je stoep op stoep af en wisselen van links naar rechts (of andersom) en dus elke keer de weg oversteken. Soms houdt het fietspad ook gewoon op of wordt het als parkeerstrook door auto’s of vuilcontainers gebruikt. En op ingewikkelde kruispunten zijn moet je dan zelf maar zien hoe je aan de andere kant komt. Heilbronn is, als je vanuit het noorden binnenkomt een lelijke industriestad, maar de binnenstad, waar we nu zijn is best aardig. We zijn er al vroeg, dus er is even tijd om iets van de stad aan de Neckar te zien.
Er was al jarenlang een idee om eens een lange fietstocht te maken. Door mijn werk kwam het er niet van, maar sinds ik nu al meer dan een jaar ambteloos burger ben, is het idee weer gaan kriebelen en heb ik het plan maar eens concreet gemaakt. Rome, dat leek me wel een aardig doel. Een maandje, ook dat zou te doen moeten zijn. Een belangrijke randvoorwaarde zou zijn, dat ik het niet alleen wilde doen. Behalve dat het ongezellig is, kan er onderweg van alles gebeuren en dan is het toch wel handig als je met z’n tweeën bent. Mijn broer Louis zou het stuk in Duitsland wel mee willen fietsen. En zo had ik het hele stuk naar Rome bij elkaar georganiseerd. Met wie, waar en wanneer, daarover later. Ik zou het dus niet alleen willen doen, behalve dan het Nederlandse stuk van Amsterdam naar Roermond. Dat beschouwde ik als de ‘proloog’, om er een beetje in te komen, waarvoor ik twee dagen in juli had uitgetrokken.
In twee dagen dus van Amsterdam naar Roermond. Overnachten bij Kees in Den Bosch en daarna via een lunchpauze in Eindhoven naar Roermond. Vanaf Eindhoven tot Roermond zou Raymond, de vader van Marcel, meefietsen. Het begon allemaal al met intense hitte: 36 graden in Den Bosch en bij aankomst in Eindhoven de volgende dag al 38 graden. Hoewel ik aanvankelijk nog vond dat dit nou eenmaal bij ‘het erin komen’ hoort, werd ik toch overtuigd dat verder fietsen naar Roermond niet verantwoord zou zijn. Dus is in die middag met fiets en al in de trein teruggegaan naar Amsterdam. Toch met een dubbel gevoel, want zulke ontberingen zou ik wellicht onderweg, vooral in Italië wel vaker kunnen tegenkomen en dan kan je ook niet ineens naar huis. Hoe dan ook, dat laatste stuk hebben we dan maar een paar dagen later bij meer draaglijke temperaturen gedaan.
Maar op maandag 3 augustus was het dan eindelijk zo ver: het échte vertrek. Louis zou met de trein uit Drenthe komen, ik met de trein uit Amsterdam en vanaf Roermond zouden we dan rond met middaguur vertrekken. We werden uitgezwaaid door Raymond en Antoinette en zouden een korte middagetappe naar Jülich doen. Ook om ‘er in te komen’. De volgende dag meteen regen, eerst wat licht gedruppel bij vertrek, maar gaandeweg meer. Dat hoort er bij zo’n tocht natuurlijk ook bij, evenals eerst maar eens Kaffee mit Kuchen om de regen af te wachten. Maar je kan natuurlijk niet de hele dag achter de koffie blijven zitten, dus toch maar door de regen verder. Af en toe droog maar aan het eind nog een flinke plensbui en met natte kleren belanden we in een comfortabel hotel in Rheinbach, zo’n 20 kilometer ten zuidwesten van Bonn.
Al met al erg tevreden, want we zijn nu écht op weg. Op de televisie kijken we even naar de Wetterdienst, waar voor de komende dagen in het Rijndal zo’n 40 graden wordt beloofd. En nu kunnen we niét meer eventjes naar huis..! Maar we zullen wel zien, de volgende dag is er nog niets van dat alles. Integendeel, heerlijk weer en via een soort hoogvlakte dalen we lekker naar de Rijn af. Daar kan je over een fietspad verder langs de rivier fietsen. Vrachtschepen schuiven langs, maar ook toeristenboten met ‘reisjes langs de Rijn’. Hier zien we ook de eerste hellingen met (witte) wijndruiven, ook al zo’n teken dat we nu écht op weg zijn. Nog een verrassing: onderweg (min of meer gecoördineerd) mijn broer Frans met zijn vrouw Ellen tegengekomen, die ook op fietsvakantie zijn. Met hen fietsen we het laatste stuk langs de Rijn naar Koblenz en hebben op een lekker terras in het centrum een gezellig familiediner. De kop is er nu echt af en een kleine foto-impressie staat op: