Maandag nog maar eens vanaf Airlie Beach bijna 700 kilometer gereden, maar dan zijn we ook op onze eindbestemming in Australië: Cairns, eigenlijk in een resort bij het nog iets noordelijker Port Douglas. Ik heb veel folders van bounty-stranden gezien, maar als je daar dan komt valt het bijna altijd tegen: smerig en teveel mensen. Maar dit hier overtreft alle verwachtingen. Inderdaad echt bounty, schoon en het strand in het laagseizoen vrijwel voor ons alleen. Wel voorzichtig zijn, want het zou hier zo maar kunnen, dat er een verdwaalde krokodil in de buurt van het strand komt zwemmen. Op een dag, onderweg naar Port Douglas, zien we er twee aan de oever van een rivier liggen.
Wel is het hier eindelijk lekker tropisch warm. Op onze tocht naar het noorden werden we achtervolgd door wat ze hier winter noemen. Niet echt winter, maar elke avond toch behoorlijk fris. Hier hebben we de winter definitief achter ons gelaten. Eindelijk nu ’s avonds zonder trui lekker buiten eten. Een prachtige afsluiting van ons verblijf in Australië. Dit is dan ook meteen het laatste blogje over Australië. Vrijdag vliegen we terug naar Sydney en zaterdag naar het volgende continent. Zes weken hebben we hier gereisd, een geweldig land vond ik. Zoveel indrukken opgedaan en met het bewerken van de foto’s en het opschrijven van hetgeen is beleefd probeer ik alle ervaringen enigszins te bewaren. Ondanks de overvloed aan herinneringen, hebben we alleen nog maar de zuidoostkust van Australië gezien. Nu ik nog eens door de atlas blader, kan ik niet meer wachten om het rondje te voltooien: Cairns – Darwin – Perth – Adelaide – Melbourne. Komt dus op de bucket-list te staan. De fotoserie van de laatste dagen staat op:
Op zaterdag (6 mei) hebben we dan eindelijk de reis voortgezet en op die dag iets meer dan 1000 kilometer afgelegd. Dat vereiste enige discipline. Vroeg opstaan, niet te lang aanrommelen en met z’n tweeën zonder al te veel getreuzel onderweg doorrijden. Het probleem is dat het om half zes in de avond al donker is en we wilden niet al te veel op onbekend terrein in het donker rijden. Verder was vrijwel het hele stuk enkelbaans, met af en toe een extra strook om te passeren. Maar met weinig verkeer was het te doen. Ten noorden van het stadje Rockhampton begint ‘het grote niets’. Meer dan 300 kilometer tot Mackay onafzienbare bossen, vlaktes, af en toe een blik op de eindeloze oceaan en vrijwel niemand die hier woont. Normaal gesproken vlieg je zo’n stuk, maar om hier doorheen te rijden geeft je juist een idee van de uitgestrektheid van dit land. Het fascineerde me temeer, omdat ik me begon af te vragen hoe de weinige mensen die hier wonen hun leven leiden en hoe ze in de wereld staan.
De eindbestemming van de dag was Airlie Beach, het Lloret de Mar van Australië. Omdat we laat waren konden we niet anders dan eten tussen veel lawaai, veel grote TV-schermen met allerlei soorten voetbal, muziek, videoclips en jongeren, veelal in singlets en blote voeten, die, schreeuwend om het geluid van de muziek te overstemmen, met grote kannen bier rondlopen. Het eten was navenant: slecht en goedkoop. Toch blijkt bij daglicht de volgende dag dat er ook nog wel leukere delen in Airlie Beach zijn als je wat verder doorloopt. En met een stuk lekkerder eten. Airlie Beach lag een maand geleden wel in het centrum van de cycloon en de gevolgen zijn er nog goed zichtbaar. Veel ontbladerde en omgevallen bomen, die nog lang niet zijn opgeruimd. Veel was dichtgespijkerd en hier en daar treffen we boten in het bos aan. We hadden vanaf hier willen snorkelen in het Great Barrier Reef, maar het koraal is teveel beschadigd en het water nog te troebel. Aangeraden wordt om het verder noordelijk in Cairns nog maar eens te proberen. We stonden op het punt om het verblijf in Arlie Beach toch een beetje als een tegenvaller te beschouwen toen zich onverwacht de mogelijkheid voordeed om een ‘scenic flight’ over het Great Barrier Reef te maken. Het vliegtuig moest vol en we konden voor een vriendenprijsje mee. Naast de piloot nog wel, dus de beste plaats voor de foto’s. Kijk maar op:
Noosa is – vind ik tenminste – een vrijwel ideale vakantie-verblijfplaats. Hier aan het begin van de winter is het nog steeds elke dag zo’n 26 graden. Prachtige stranden voor elk wat wils, een restaurant met de lekkerste pasta die ik ooit heb gehad en we zijn verder buitengewoon gastvrij te gast in onze B&B, dus mij hoor je niet meer klagen. Voorlopig genieten we nog maar even van Noosa in de wetenschap dat hoe dan ook, dat laatste lange stuk in één of meer lange etappes zal moeten worden afgelegd. Verder wordt hier gezond geleefd en flink van het leven genoten. De mensen passen hier hun levensstijl aan de omgeving en het klimaat. Rond zonsopgang (om 6:05 uur) wordt er al volop gewandeld en hardgelopen op het strand. Niet alleen door jongeren, maar ook 70-plussers zie je op dat tijdstip al veel. En na afloop om 7 uur koffie bij de lokale strandtent. Iedereen kent daar elkaar, ze komen er zo te zien elke dag en er wordt uitbundig plezier gemaakt. Overdag zie je de surfers. Het ziet er spectaculair uit en wij nemen woensdag dan ook de gelegenheid te baat om ook maar eens een surf-les te nemen. Eerst maar eens een half dagje, kijken hoe dat gaat en dan eventueel meer.
Het leukste vond ik het liggen op het surfboard en als je het goede moment kiest is het een sensatie om met hoge snelheid richting strand te zeilen. Het gaan staan op het surfboard vond ik al een stuk moeilijker. Je moet weer precies op het goede moment vijf dingen tegelijk allemaal goed doen, anders mislukt het. Uiteindelijk is het me één keer gelukt om bijna een seconde te staan en richting strand te zeilen. Totdat op een ongelukkig moment door een hoge golf de surfplank tegen mijn schouder sloeg en dat was dan ook meteen einde surf-les. Het avontuur eindigde op de eerstehulpafdeling in een lokaal ziekenhuis en na het nemen van röntgenfoto’s mocht ik met twee ontzette botjes in mijn schoudergewricht, een mitella en pijnstillers weer naar huis. Met de belofte dat het over een paar dagen met de pijn een stuk beter zal gaan. Autorijden is er in de dagen daarna voor mij dus niet bij en we stellen ons vertrek uit Noosa andermaal uit naar zaterdag als we – hoop ik – weer met z’n tweeën kunnen rijden en de 1000 kilometer naar Airlie Beach gaan afleggen. Vandaar is het nog ‘maar’ 700 kilometer naar Cairns, waar we maandagavond worden verwacht. Voor de foto’s, zie:
Het wil nog niet erg opschieten met onze reis. We blijven maar hangen in de regio rond Brisbane en doen elke paar dagen weer een stukje van zo’n 150 kilometer. En dat terwijl we nog maar een week hebben om de nog bijna 1700 kilometer naar Cairns af te leggen. Zondag andermaal slechts 140 kilometer tussen Brisbane en Noosa afgelegd en onderweg terecht gekomen in ‘the Australia Zoo’. Prachtig, dat wel, maar toch wel een beetje een foute dierentuin, vond ik. Erg op de commercie gericht en kinderen mochten voor 10 dollar p.p. op een schildpad zitten en voor nog wat extra dollars een foto laten maken. Ze stonden ervoor in de rij, maar aan die arme schildpadden werd natuurlijk niks gevraagd. Ik mocht ook voor een paar dollar een koalabeertje aaien, maar heb vriendelijk bedankt voor de eer. Daar kwam bij dat de ‘zoo’ was opgericht door de familie van ene Steve Irwin, die in 2006 de dood vond in een gevecht met een krokodil.
Steve wordt in de ‘zoo’ op een voetstuk gezet en eigenlijk tot een soort godheid gepromoveerd. Ik snap de tragiek voor de familie, maar om zijn dood nu zo commercieel uit te baten, snap ik niet echt. Hoe dan ook, we zijn er nu eenmaal en bekijken het een en ander maar braaf, zoals iedereen hier. Ondertussen schijnt het de meest populaire toeristenbestemming te zijn van heel Queensland. We accepteren verder ook maar even dat het met de reis nog niet zo opschiet, omdat de Brisbane-regio veel te bieden heeft. In tegenstelling tot het lange stuk van Brisbane naar Cairns, waar volgens velen niks te zien zou zijn. Maar dat ergens niks te zien zou zijn hebben we in Australië al vaker gehoord, maar dat blijkt elke keer weer erg mee te vallen. Maar ondanks al ons gedraal zullen we toch dat lange stuk ooit moeten gaan doen. De foto-serie van zondag staat op:
Opvallend vond ik het multiculturele karakter van Brisbane. Ik kan dat niet helemaal rijmen met het beeld dat we van Australië hebben met zijn strenge asielzoekersbeleid. Zo zijn er ook hier – zoals me ook al in Melbourne en Sydney opgevallen was – veel Aziaten. En juist dit weekend werd de verjaardag van Boeddha gevierd, aanleiding voor heel de boeddhistische (met name Chinese) gemeenschap om zich te manifesteren en op de zuidoever hun lekkere hapjes en andere nering uit te stallen. Verder hadden de duizenden sikhs, die hier wonen, op zaterdagmiddag in de stad met een grote optocht ook hun eigen feestje. Aan het eind van de middag en vroege avond hebben we op zaterdag ook nog een wedstrijd bijgewoond van de AFL (Australian Football League), tussen Brisbane en Adelaide.
Al gedurende ons hele verblijf in Australië worden we opgewarmd met Australian Football. Het is erg populair en je kunt geen café binnenlopen of op een of meerdere schermen wordt wel een wedstrijd vertoond. Leuk om het dan zelf ook eens mee te maken en de sfeer te proeven, met name de muzikale omlijsting daarvan. Australian Football is trouwens heel anders dan ons voetbal. Het veld is niet rechthoekig, maar rond en eigenlijk is het meer handbal dan voetbal. Bovendien zijn er een hoop dingen, die bij ons voetbal niet mogen, hier wel gewoon toegestaan. Het lijkt op rugby is daarmee een tamelijk ruw spel en is dus ook meer iets voor de wat steviger types. Brisbane verloor overigens met 150-67. Maar het feest rond het stadion was er niet minder om. De foto’s van twee dagen slenteren door de stad staan op:
Brisbane is een verademing vergeleken met de treurige Gold Coast. We hebben een hotel op een heuvel, waardoor we vanaf de kamer prachtig over de stad kunnen kijken. De stad is klein maar fijn. Met klein bedoel ik klein in vergelijking met Melbourne en Sydney, hoewel het toch nog de derde stad is van Australië. En bovendien ook nog wat groter dan Amsterdam. Met fijn de kwaliteit van de openbare ruimte, de elegante combinatie van mooie hoogbouw, ligging aan de rivier, prachtige parken, gezellige binnenstad, mooie musea, art-deco en de street-art. We bezoeken drie prachtige naast elkaar gelegen musea op de zuidoever, waaronder de Gallery of Modern Art en het Queensland Museum and Science Center. Verder heerst hier een heerlijk subtropisch klimaat. Het weer knapt, in vergelijking met gisteren, inderdaad meteen op en hier krijgen we weer strakblauwe luchten. En niets doet ook meer herinneren aan de turbulente historie van de stad. Brisbane is bijna twee eeuwen geleden begonnen strafkolonie en was de eindbestemming van het meest recalcitrante deel van de naar Australië gestuurde ‘veroordeelden’ uit Engeland en die daarmee bovendien meteen in conflict kwamen met de Aboriginals. We slenteren deze dagen wat door de stad en de foto’s ervan staan op:
We rijden verder naar het noorden en de vierbaansweg wordt grotendeels tweebaans, hoewel ze druk bezig zijn om het hele stuk vierbaans te maken. Het zal denk ik wel bijdragen tot de ontwikkeling van het noorden. De meeste Australiërs, die we tot dusver spraken, zijn allemaal in Europa en meestal ook wel in Nederland geweest, maar het stuk ten noorden van Brisbane kennen ze niet. En ze vinden het eigenlijk ook maar raar dat wij helemaal met de auto naar Cairns gaan. We belanden in Byron Bay, een tamelijk drukke toeristenplaats met schitterende surfstranden. Onze B&B ligt een stuk rustiger in het binnenland. De dresscode in Byron Bay is lange haren, ongeschoren en een surfplank onder je arm. En op blote voeten door de stad lopen natuurlijk. Dat zien we hier trouwens vaker. Niet alleen hippies lopen op blote voeten, maar het verschijnsel blijkt hier veel algemener te zijn: in winkels, eetgelegenheden en zelfs in openbare toiletten.
Maar afgezien daarvan is dit een prachtige plaats. We gaan naar het strand en hier heb je golven die ik van m’n leven nog nooit zo hoog en krachtig heb gezien. De kunst is om precies op het goede moment op zo’n golf mee te zwemmen en dan word je ineens meters verderop op het strand neergekwakt. Ik vond het een geweldige, maar ook tamelijk heftige ervaring. 25 april is hier de ‘Anzac-day’, de dodenherdenking van de betrokkenheid van Australië en Nieuw-Zeeland in de Eerste Wereldoorlog. In Mullumbimbi (het dorpje van onze B&B) wordt – net als in andere plaatsen in Australië en Nieuw-Zeeland – in de ochtend een optocht gehouden, gevolgd door een herdenkingsdienst. Daarbij volop aandacht voor niet alleen de Eerste Wereldoorlog, maar ook voor de situatie, waarin de wereld zich thans bevindt. Al met al een indrukwekkende bijeenkomst.
Woensdag reizen we dan verder naar het noorden. Een regenachtige dag, helemaal in overeenstemming met het dorp (Murwillumbah) waar we een kleine lunch gebruiken. Dat ligt aan de Tweed-rivier in een soort delta en het dorp is drie weken geleden getroffen door een cycloon. Het onheil kwam niet zozeer van de zee (zoals verderop in het noorden het geval is geweest), maar van de meer dan 600 millimeter regen in die dagen, bijna evenveel als bij ons in een heel jaar. Wie klaagt er dan nog over regen in Nederland? Het water dat uit de bergen spoelde zette het hele dorp niet alleen onder water, maar ook onder een dikke laag modder. De sporen daarvan zijn nog duidelijk zichtbaar. Het dorp ligt aan de grens van de staten New South Wales en Queensland. De staten worden hier eigenlijk nog steeds beschouwd als verschillende landen, kennelijk met verschillende wetgevingen, maar waarvan wij natuurlijk niks merken.
Bij het binnenrijden van Queensland doemt aan de kust in de verte meteen de ‘Gold Coast’ op, het Benidorm van Australië. Een dertig kilometer lange kuststrook van wolkenkrabbers en andere afgrijselijke bouwsels. Heel raar eigenlijk dat we hier terecht komen, want we dachten net de bewoonde wereld zo’n beetje verlaten te hebben en dan krijg je dit. Hier gaat Australië dus met vakantie, maar persoonlijk zou ik doodongelukkig worden als ik hier met vakantie zou moeten. Het middelmatige weer accentueert nog eens de troosteloosheid van de omgeving. Gold Coast maakt zich overigens wel op voor de ‘Commonwealth Games’ van 2018, die hier gehouden gaan worden. Een soort Olympische Spelen voor het Gemenebest, hier kennelijk heel belangrijk, maar in Nederland had ik er nog nauwelijks over gehoord. Voor de foto’s zie:
Woensdag hebben we in één dag bijna 700 kilometer afgelegd en zijn beland in Coffs Harbour. Een mooie kustplaats met mooie stranden. Het is hier inderdaad meteen een stuk warmer, met overdag zo’n 25 graden. Alleen is het met veel bewolking en regenbuien nog niet echt strandweer. Het achterland is evenzeer de moeite waard en vrijdag maken we een uitstapje naar het Dorrigo National Park, wat hoger in de bergen maar met een prachtig regenwoud. Na de regen ziet het er prachtig dampend uit met dito vegetatie. Het leuke van een langer verblijf ergens is dat je tegen mensen aanloopt, die je dingen laten zien, die je anders nooit zou zien. Zo komen we – nog steeds in Coffs Harbour – terecht in een zaaltje waar je niet alleen kunt eten, maar waar tegelijkertijd ook een loterij wordt gehouden waar ze biefstukken verloten. Dat schijnt in Australië trouwens tamelijk gebruikelijk te zijn. De avond verloopt met grote glazen wijn erg gezellig, want er schuiven voortdurend andere mensen aan, die uitbundig met ons allerlei aspecten van het gewone-mensen-leven doornemen.
De volgende avond zien we sommige gezichten opnieuw in een grote dorpspicknick op een grasveld, andermaal besprenkeld met wijn en lekker eten uit opgestelde stalletjes. En zo werd een verblijf van drie dagen in een provincieplaatsje zonder al te veel toeristische hoogtepunten toch nog heel leuk. Zo krijg je ook wat meer inzicht hoe deze maatschappij in elkaar zit. Hoewel het economisch met Australië als geheel best goed gaat en het land van de crisis nauwelijks iets heeft gemerkt, blijkt in Coffs Harbour het werkloosheidspercentage rond 50 (vijftig…!!!) procent te liggen. Voor Europese begrippen onvoorstelbaar hoog. In het hoogseizoen is er door het toerisme wel wat meer werk, maar nu dat seizoen is afgelopen is er veel minder werk. Het werk in Australië blijkt grotendeels geconcentreerd in de grote steden Sydney en Melbourne. Daardoor zijn de huizenprijzen in die steden astronomisch hoog. Eén miljoen euro voor een gewoon appartement is in Sydney en Melbourne heel normaal, terwijl je in Coffs Harbour een prachtige villa voor 4 ton kunt hebben. Zie ook:
Na Sydney zijn we opnieuw naar de Blue Mountains gegaan. We hadden er op de heenweg een glimpje van gezien, maar ze zijn kennelijk een langer bezoek waard. Dus op Eerste Paasdag ernaar toe en dat hebben we geweten. Opnieuw prachtig weer en half Sydney, plus een aanzienlijk deel van China, moest erheen. De grootste attractie daar is een drietal rotsen (the Three Sisters). Typisch zo’n toeristische attractie, waar iedereen naar toe gaat, omdat alle anderen er ook naar toe gaan. Best mooi, daar niet van, maar ik heb steeds meer de neiging om dat soort plaatsen te vermijden. De aanvankelijke schoonheid wordt behoorlijk teniet gedaan door alle auto’s, walmende bussen en de mensenmassa met hun selfies. Maar toegegeven, wij waren er zelf ook bij om te proberen er een foto van te maken. Want het viel nog niet mee om in die menigte de beroemde zussen op de foto te krijgen. Maar ze zitten erbij, in de bijgevoegde serie.
We zijn al met al vrij lang in de regio blijven hangen. Dat kwam niet alleen door Sydney, maar ook door de omliggende regio (Southern Highlands), waar we belanden in Bowral, een klein plaatsje ten zuidwesten van Sydney. Het is er in deze tijd van het jaar prachtig. Volop herfst en met het mooie weer kleuren de bomen prachtig donkerrood, herfstkleuren die je bij ons niet zo kunt zien. Blijkbaar zijn wij er in de mooiste tijd van het jaar. Vergelijk het bij ons met medio oktober en dan klopt het wel zo’n beetje. Wel worden de avonden fris, dus het wordt onderhand eens tijd naar het noorden af te reizen, anders komen we nooit in Cairns, dat nog zo’n 2500 kilometer verderop ligt. We willen vanaf nu wat langere stukken op één dag rijden en ook wat langer ergens blijven. Want het is toch wel een heel gedoe om elke dag opnieuw de bagage in- en uit te laden. Bovendien is het heerlijk, zoals we in Sydney hebben gemerkt, een paar dagen ergens te zijn en je daar dan ook wat meer thuis te voelen. Voor ‘de zusters’ en de herfstkleuren zie:
Halverwege de week zijn we verhuisd van het logeeradres bij Marleen in Manly naar onze B&B in het centrum van de stad. Sydney is een miljoenenstad en de verkeerschaos is navenant. Het heuvelachtige terrein maakt een efficiënte doorstroming blijkbaar lastig en het korte tripje van 10 kilometer van Manly naar de stad kostte toch nog ruim een uur. Fietsen doen ze hier niet in het centrum en voorzieningen voor voetgangers zijn al helemaal de sluitpost. Als je door de stad wilt lopen, moet je flink wat extra tijd uittrekken voor het wachten voor een zebrapad. Dat doet overigens – in tegenstelling tot in Amsterdam – iedereen heel braaf. Een verplicht nummer is de brug. Bekend van het vuurwerk in de nieuwjaarsnacht en een architectonisch wonder. Je kan er overheen lopen en een van de pilaren beklimmen met prachtig uitzicht over de stad. Je kan zelfs onder begeleiding over de boog lopen, maar omdat de camera niet mee mocht hebben we daarvan maar af gezien.
Een wandeling langs de kust bij Bondi-beach was een ander verplicht nummer. Prachtige hoge golven, die uit de verte hoog komen aanrollen en die met een mooie groen-witte kleur op het strand terecht komen, dan wel met geweld tegen de rotsen te pletter slaan. Een paradijs voor surfers die elegant over de golven heen dansen. Bondi is zo’n beetje de moeder van alle mooie stranden, maar het is niet echt mijn soort strand. Iedereen zit daar vooral mooi te wezen en hip te doen, maar zwemmen kan je er nauwelijks. Dat was dan ook – behalve op een klein stukje – verboden vanwege de hoge golven en het gevaar vanwege de haaien. Verder was het Goede Vrijdag, iedereen was vrij, het weer was prachtig, dus het strand was overvol. Voor meer brug en golven, zie: