Het plan was – onder meer – om het industriële erfgoed van het Ruhrgebied wat nader te bekijken. Een overzicht daarvan was gegeven in een tamelijk knullig en onoverzichtelijk samengesteld gidsje, maar na een avondje puzzelen op de hotelkamer kwamen we er wel uit en konden we een soort van programma samenstellen. Dachten we…! Het Ruhrgebied is even groot als half Nederland. Als je er dus wat van wilt zien leg je meteen grote afstanden af. Het is dan ook zaak om de dingen een beetje in een handige volgorde te doen. Gelukkig zijn er veel autobanen, dus je kunt vrij snel van de ene naar de andere bezienswaardigheid rijden, zelfs als de volgorde achteraf toch wat onhandig was. Daarbij kwam wel dat er veel gesloten was, wegens renovatie of corona. Of ze hadden het aantal bezoekers beperkt en had je van tevoren online moeten boeken.
Bovendien was het al die dagen ontzettend heet, waardoor ons voorgenomen erfgoed-bezoekje toch niet helemaal is geworden wat we ervan hadden gehoopt. Maar iets wat wél is gelukt – en ook tamelijk bijzonder – was nog wel het bezoekje aan de zweefbaan van Wuppertal. Het ziet er futuristisch uit, maar de baan is al meer dan honderd jaar oud. Nee, geen kermisattractie, maar goed functionerend openbaar vervoer in een stad met ruimtegebrek en een mooi alternatief voor een metro. Daarvan heeft de aanleg ook zo zijn bezwaren, weten we in Amsterdam maar al te goed. Het is een hangende trein, volgens mij uniek in zijn soort. We maken meteen maar een ritje, van begin- naar eindpunt en weer terug.
Tenslotte Düsseldorf zelf, niet héél bijzonder, maar evenals Keulen fraai gelegen aan de Rijn. Bovendien zijn in het voormalige havengebied oude fabriekspanden in gedurfde architectuur omgebouwd tot hippe appartementen en bedrijfspandjes. Zo was er dus toch nog wat onverwacht erfgoed. We slenteren op onze laatste dag door dat gebied en zoeken verkoeling in de schaduw met een ijsje én in de hoge TV-toren, waar we de stad weer vanuit een ander perspectief konden zien. Verder hadden we het geluk een hotel te hebben in een van de leukste wijken van de stad, met op de hoek ons vaste Italiaans eethuisje, dat ook nog eens ontzettend lekker koud bier had. En zo had ons toch al memorabele bezoekje aan het Ruhrgebied elke dag wel weer een mooi einde. De foto-impressie ervan staat op:
Het Ruhrgebied: meestal rij je er snel dwars doorheen, op weg naar betere oorden. Maar door een afgelast zwemtoernooi van Marcel in Düsseldorf en een al betaald hotel aldaar, zijn we er dan toch maar vijf dagen heengegaan en geprobeerd er dan maar het beste van te maken. Dat is natuurlijk niet het állerbeste uitgangspunt voor een bezoek. Temeer daar het ook nog eens zo’n 35 graden was en een normaal mens zoekt dan al helemáál betere oorden op. Wij niet dus…! Het Ruhrgebied is erg dicht bevolkt. Het is even groot als half Nederland, maar heeft meer inwoners dan héél Nederland. Het imago wordt nog steeds bepaald door de oude zware industrie.
Van dat imago van kolen en staal met dito luchtvervuiling komen ze met maar met moeite af. Geen wonder dus dat de meesten dwars door het Ruhrgebied heen rijden. Maar toch is vrijwel alle zware industrie al lang verdwenen en de bewoners hebben inmiddels andere middelen van bestaan gevonden. Het al dan niet opgekalefaterd industrieel erfgoed is het enige dat er nog van die tijd over is. Veel is inderdaad opgeknapt, voor toeristen toegankelijk gemaakt door het om te bouwen tot musea en te omgeven door fraai groen. Maar gelukkig is er ook nog wel vervallen roestig spul te vinden. Leuk om achteraf te zien, maar het vroegere werken erin lijkt me een stuk minder leuk. In het bezoekerscentrum in Essen bijvoorbeeld, komen we in een min of meer intact gelaten fabriekshal en krijg je een indruk hoe het moet zijn geweest om daar te werken in een orgie van staal, vuur, hitte, rook en vuile lucht.
Scheepvaart was van levensbelang voor de regio. De hoogteverschillen werden niet, zoals bij ons, overwonnen door sluizen. Maar door de toch al niet kleine schepen met nog grotere hef-installaties op te tillen naar een hoger cq. lager niveau. Een vrijwel oorspronkelijke installatie vinden we aan het Dortmund-Ems-kanaal. De nieuwe middelen van bestaan in het Ruhrgebied worden nu vooral gevonden in de alleszins leefbare steden, zoals Düsseldorf zelf, maar ook Keulen op steenworp afstand. Keulen staat in de top-5 van fraaiste steden van Duitsland, mede dankzij de Dom en de ligging aan de Rijn. We slenteren langs de rivier en dankzij enkele rondjes in een reuzenrad kunnen we de stad ook nog eens van boven bekijken. Al met al interessant om nu eens te zien waar we in al die jaren snel dwars doorheen zijn gereden. Die eerste indruk is vastgelegd op:
26 juli 1920: dat was de geboortedatum van mijn vader. Dat betekent dus dat hij zondag honderd jaar zou zijn geworden. Reden genoeg voor mijn familie om daarbij stil te staan en herinneringen aan hem op te halen. Dat in het kader van een ‘familiedag’, die we sowieso elk jaar organiseren. Het gebeuren had plaats in Sulzberg, een klein Duits plaatsje in de Allgäu, aan de rand van de Alpen, waar mijn zus Hedwig nu al weer ruim dertig jaar woont. Zij had een excursie geregeld naar het ski-dorp Oberstdorf, dat vooral bekend is van het ski-springen. Onderdeel daarvan was een rondleiding bij de schans, een van de grootste ter wereld. Het is dan ook een Flugschanze, een ‘vliegschans’ dus, in tegenstelling tot een ‘gewone’ springschans, eigenlijk een beetje een B-categorie dus. Alleen al de aanblik aan de onderkant van deze vliegschans doet je de adem benemen. We krijgen een uitvoerig exposé over de techniek van het springen, wat de risico’s zijn, wat de hoek van de landing moet zijn en hoe de puntentelling werkt.
Het indrukwekkendst was nog wel de tocht naar boven. Eerst naar de ‘afspring-tafel’, waar de eigenlijke vlucht begint. Vervolgens met de lift verder naar boven, waar je uitkijkt over het spoor waar de snelheid wordt opgebouwd, op de afspring-tafel en heel diep beneden op de plaats van de landing. Ski-springen lijkt me niet een sport die je kunt oefenen door er langzaam een vaardigheid voor op te bouwen. Ooit moet je de eerste sprong maken. Toch beginnen de meesten er al op jonge leeftijd aan door gebruik te maken van de instapmodelletjes die rond Oberstdorf zijn gebouwd, maar ook die lijken me al behoorlijke ambitieus. De festiviteit werd voortgezet in het Oostenrijkse Mittelberg met een wandeltocht naar een berghut, naar keuze ook eventueel per kabelbaan. Het vervolg laat zich raden: eerst bier op de houten banken buiten, een uurtje rust en vervolgens eten, drinken en tussendoor het ophalen van herinneringen aan onze vader. Ik denk dat mijn vader erg tevreden zou zijn, al hij dit allemaal zou zien. En als hij dit niet kan zien, dan toch zeker wel deze foto’s die ik in the cloud heb gezet: