Al een hele tijd is het niet meer mogelijk om naar het buitenland te reizen. Het kan alleen als je een wel heel zwaarwegende reden hebt en je bovendien ook nog eens over de nodige gezondheidsverklaringen beschikt. Die omstandigheid heeft bij mij tot een zekere berusting geleid, maar vooral tot een levensritme dat overigens nog niet eens zo heel onaangenaam is. Het heeft onbewust ook geleid tot een veranderd referentiekader. Terwijl ik vroeger, mede door mijn werk, bijna ‘met twee vingers in de neus’ van het ene naar het andere buitenland hobbelde en dat ook nog eens heel gewoon vond, was deze week zelfs een familiebezoekje al aanleiding tot enige opwinding. Dat het ineens zomer was geworden versterkte dat nog eens. Het reisje ging naar Groesbeek, net achter Nijmegen in de gemeente Berg en Dal. Alleen al de naam beschrijft het gebied treffend. Inderdaad, een on-Nederlands glooiend landschap.
Helemaal on-Nederlands als je ook nog eens ziet dat het gebiedje het epicentrum blijkt te zijn van de Nederlandse wijnbouw, een indicatie dat de klimaatgrens toch wel naar het noorden aan het opschuiven is en dus de wijnbouw in de toekomst misschien helemaal niet meer zo on-Nederlands meer is. Ik heb nog nooit Nederlandse wijn gedronken, maar als ik dat allemaal zo zie, moest ik dan toch maar ooit eens een flesje soldaat maken. Hoe dan ook, het middagje voelde als een zomers tochtje door de Franse Bourgogne, en aan het eind van de dag was het net alsof ik een vakantietripje had gemaakt. Voor een vakantiegevoel is de lat blijkbaar een stuk minder hoog komen te liggen. Hoe dat binnenlandse buitenland eruit ziet staat op: