Ik betrapte me erop dat ik al een hele tijd niet meer in de binnenstad was geweest. Door corona en door het feit dat Amsterdam daarvan een tijdje ook een hot-spot was (en eigenlijk nog steeds is), heb ik de binnenstad gemeden. Wat ik de laatste tijd van de stad zie is ons eigen stadsdeel, buiten het echte centrum, op de middagpauze-wandelingetjes die ik met Marcel maak. Het leven heeft dus wel een heel andere wending gekregen, maar ik begin er toch ook wel aan te wennen. Ik heb ontdekt dat een lege agenda ook zijn voordelen heeft, waardoor je elke dag weer de vrijheid hebt om je eigen tijd in te delen en te doen wat het moment je ingeeft.
Een wandeling door de binnenstad bijvoorbeeld, waar ik dus al een hele tijd niet meer was geweest. De stad ligt er stil bij en is zich eigenlijk opnieuw aan het uitvinden. De winkels hebben nauwelijks klandizie en het personeel zit doelloos voor zich uit te staren of zitten hooguit met hun mobieltje te spelen. De horeca is dicht en men probeert het hoofd boven water te houden door eten en drinken aan te bieden dat je buiten op de stoep tot je kunt nemen. Toeristen zijn er niet en de rondvaartboten liggen dus doelloos aangemeerd bij het Centraal Station.
Helemaal stil is het er toch niet. De markten zijn er nog en ook het werk aan de kademuren, die op instorten staan, gaat stug door. Bij het Centraal Station is ineens een enorme bouwput gekomen, waar in de komende jaren een grote fietsenstalling gaat komen. Dat werd tijd, want soms is het nog moeilijker om in de stad je fiets te parkeren dan je auto. En aan de opgestapelde fietsen bij het Centraal Station te zien, zijn er toch ook nog wel mensen die met de trein gaan, hetzij naar het werk, hetzij naar een ander noodzakelijk geacht doel. De échte doorzetters waren nog wel de zangers die bij het station onvermoeibaar de blijde boodschap verkondigden met de hoop op betere tijden. Het tijdsbeeld is vastgelegd op: