Vrijdagavond 11 mei uit Ulaanbaatar vertrokken richting China. De zesde en laatste nacht in de trein, plus nog de hele zaterdag. Vrijwel de hele nacht en dag door de Gobi-woestijn gereden. Vrijwel geen begroeiing, maar toch af en toe wat vee, dat probeerde de laatste verdorde grassprieten uit het zand te trekken. De grensovergang tussen Mongolië en China was een van de vreemdste en omslachtigste die ik ooit het meegemaakt en duurde bijna zes uur. Eindbestemming op de late zaterdagavond was Datong. Op het laatst een lokale trein met een open coupé en heftig communiceren met medereizigers, die geen woord engels spraken, maar druk in de weer waren met de Chinese versie van Google Translate. Kennelijk hebben ze geen toegang tot de wereldwijde versie van Google. Maar ook voor ons bleken veel websites in China geblokkeerd. Zo werkten Facebook en Whatsapp niet. Evenmin kon ik de website bereiken waarop ik mijn foto’s opsla. Heel frustrerend, vooral voor de ruim een miljard Chinezen, die daardoor een vrije blik op de wereld wordt onthouden. Ik had nog nooit van Datong gehoord, maar het blijkt een stad te zijn van 3 miljoen inwoners, vier keer zo groot als Amsterdam, maar voor Chinese begrippen nog steeds een middelmatig grote stad. Tijdens de Culture Revolutie zijn veel historische bouwwerken verloren gegaan, maar de laatste tien jaar is er veel hersteld en zelfs herbouwd. Zo zijn de stadmuren opnieuw opgebouwd en binnen de muren gaat het een soort museum worden. Overal worden historische gebouwen opnieuw uit de grond gestampt. Er zijn nog oude wijken, maar er wordt veel gesloopt en de mensen die er nog wonen, worden met een door de overheid redelijk geachte vergoeding vriendelijk verzocht te verhuizen naar de grote woonkazernes die aan de horizon verrijzen. Datong is van oudsher een stad die leefde van kolenmijnen. De overheid heeft bedacht dat deze activiteit zijn beste tijd heeft gehad. Een vooruitziende blik en even buiten de stad bevinden zich meer dan duizend jaar oude grotten met Buddha-beelden. Tot 2008 kwam er nauwelijks iemand, maar de laatste tien jaar is er een enorm toeristisch park aangelegd, met kitscherige souvenirwinkels, gloednieuwe tempels, Buddha-beelden, monniken die af en toe op een gong slaan, doen alsof ze bidden, maar drukker zijn met hun mobieltje. Nu is het park in staat om 40.000 mensen per dag te ontvangen vol met selfie-makende Chinezen, die aan de lopende band foto’s maken van elkaar met de bezienswaardigheid als achtergrond. De hangende tempels verder buiten de stad waren wat meer ontdaan van zo’n kermis en bovendien een wonder voor wat betreft de meer dan duizend jaar oude bouwkunst. De fotoserie van Datong staat op: