Het Spoorwegmuseum in Utrecht: al mijn hele leven weet ik van het bestaan ervan. En bijna net zo lang neem ik me voor om er eens naar toe te gaan. Maar vrijdag is het plan dan eindelijk uitgevoerd. De aanleiding was klein: een berichtje met een foto in de krant was voldoende. De trein levert je vanaf Utrecht Centraal voor de deur af, in 20 minuten naar Station Maliebaan met een lange trein en een handjevol passagiers. Je kan ook gewoon lopen in een kwartiertje, zoals we op de terugweg maar deden. Er staan prachtige locs, waaronder de mooi opgepoetste ‘Arend’. Ook een mooi nagebouwd Engels stadje uit de vorige eeuw met de staalfabrieken, waar veel locs werden gefabriceerd. En een mooie opstelling, die illustreerde dat het internationale reizen toen nog een erg deftige aangelegenheid was.
Prachtig allemaal, maar het leukste vond ik nog wel de nostalgie van al hetgeen ik zelf ooit heb zien rijden of erin heb gezeten. Daarom was het maar goed ook dat ik zoveel jaren met het bezoek heb gewacht. Nostalgisch vond ik de groene treinen met hun spitse kop, die als stoptreinen dienden en de intercity’s, ook groen, maar met de zg. ‘hondekop’ die toen nog sneltreinen heetten. De huisstijl was dus groen, en tegenwoordig dus het wat fellere geel en blauw. De treinkaartjes uit mijn jeugd waren van karton, met voorgedrukte bestemmingen. Later kwamen ze uit een computer met een matrixprinter en nu hebben we dus de ov-chipkaart.
Ook werd er in de treinen volop gerookt. De asbakjes zaten in de leuningen en ik herinner me levendig dat de coupés blauw stonden van de rook als je binnenkwam en niemand die erom maalde. Roken vind ik overigens verre van nostalgisch, maar het was toen overal heel gewoon evenals de reclame voor het roken. Op de terugweg nog even het heel eigentijdse dak van het gloednieuwe Utrechtse Centraal Station bewonderd, dat pas officieel is geopend, maar zo te zien nog niet helemaal af is. De foto’s staan op: